ECLI:NL:RBDHA:2022:11065

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.2766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot fundamentele politieke overtuiging

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Sri Lankaanse asielzoeker. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker stelde dat het onderzoek naar zijn aanvraag niet volledig en zorgvuldig was uitgevoerd, en dat de criteria voor het verlenen van de vergunning niet duidelijk waren. Hij verwees naar prejudiciële vragen die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State had gesteld over de vervolgingsgrond 'politieke overtuiging'.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere uitspraken van de ABRvS en de relevante vragen die aan het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn gesteld. Gezien de onduidelijkheid over het beoordelingskader en de relevante juridische vragen, heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestreden besluit te schorsen. Dit betekent dat de verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het beroep tegen het bestreden besluit.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 1.518,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.2766
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E. Derksen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak NL22.2765, op 16 maart 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.P. Shantan. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft de Sri Lankaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1985.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft aan het bestreden besluit onder meer ten grondslag gelegd dat verweerder gelooft dat verzoeker politieke activiteiten in Nederland heeft verricht, maar het niet aannemelijk vindt dat dit is gebaseerd op een fundamentele politieke overtuiging.
3. Verzoeker heeft in de beroepszaak aangevoerd dat het onderzoek naar de inwilligbaarheid van zijn aanvraag niet volledig en zorgvuldig is geweest, omdat de criteria op grond waarvan deze vergunning kan worden verleend nog niet bekend zijn. Hij wijst hierbij op de prejudiciële vragen die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft gesteld over de vervolgingsgrond 'politieke overtuiging' in de zin van artikel
10, eerste lid onder e, van de Definitierichtlijn in haar uitspraak van 16 februari 20221. Omdat het beoordelingskader niet duidelijk is, heeft verweerder onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat verzoeker geen gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege zijn politieke opvattingen.
4. De rechtbank heeft kennis genomen van de uitspraak van de ABRvS van 16 februari 2022 en de prejudiciële vragen die daarin aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) zijn gesteld over het begrip ‘fundamentele politieke overtuiging’. De antwoorden van het HvJEU zijn relevant voor het beroep van verzoeker. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden en zal het onderzoek in het ter zitting gelijktijdig met het verzoek om voorlopige voorziening behandelde beroep schorsen, in afwachting van het arrest van het HvJEU op de prejudiciële vragen. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Indien aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat is beslist op het beroep;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff - Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 maart 2022

Documentcode: [nummer]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.