ECLI:NL:RBDHA:2022:11128

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.15857
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure na intrekking besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.G. Grigorjan, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling. Op 29 september 2022 trok de staatssecretaris dit besluit in, waarna de verzoeker zijn beroep introk en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. In de reactie van 20 oktober 2022 werd aangegeven dat de asielaanvraag van de verzoeker in de nationale asielprocedure zou worden behandeld, omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening was verstreken. De rechtbank overwoog dat er aanleiding kan zijn om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, maar dat het in behandeling nemen van de asielaanvraag geen tegemoetkoming was, maar slechts een gevolg van het tijdsverloop.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos en openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak. De verzoeker heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15857

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 29 september 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft op 20 oktober 2022 gereageerd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb [1] zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. Bij brief van 29 september 2022 heeft verweerder aan de rechtbank laten weten dat hij het bestreden besluit heeft ingetrokken en dat de asielaanvraag van verzoeker in de nationale asielprocedure zal worden behandeld, omdat de overdrachtstermijn als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening [2] is verstreken. Gelet hierop zal verzoeker worden opgenomen in de nationale procedure.
2. Er kan aanleiding bestaan om verweerder met toepassing van artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen als hij aan de vreemdeling tegemoetgekomen is. Het alsnog in behandeling nemen van de asielaanvraag van verzoeker is echter geen tegemoetkoming, maar alleen een gevolg van tijdsverloop. [3]
De rechtbank zal verweerder daarom niet veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
3. Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Zie ook de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:182) en 3 maart 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:658).