ECLI:NL:RBDHA:2022:11150

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
NL21.15229
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsrecht en ongewenstverklaring van vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep van een vreemdeling tegen de beëindiging van zijn verblijfsrecht en zijn ongewenstverklaring door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling, die sinds 26 maart 2014 in Nederland verbleef, op 21 oktober 2020 door de Staatssecretaris ongewenst is verklaard na een reeks van strafbare feiten. De vreemdeling had geen contact meer met zijn gemachtigde en was sinds medio december 2020 niet meer bereikbaar. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling geen procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep, omdat hij geen prijs meer stelde op de beoordeling van zijn verblijfsbeëindiging. De rechtbank baseerde haar oordeel op eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, in beginsel geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland, tenzij hij contact houdt met zijn gemachtigde. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15229

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Palanciyan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: T. Telpstra).

Procesverloop

In het besluit van 21 oktober 2020 (primaire besluit) heeft verweerder het verblijfsrecht van eiser op grond van het Unierecht beëindigd en hem ongewenst verklaard.
In het besluit van 27 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding
Eiser is geboren op [1982] en heeft de Roemeense nationaliteit. Eiser verblijft sinds 26 maart 2014 in Nederland. Op 18 februari 2016 is eiser naar Roemenië uitgezet. Eiser heeft in de periode van 7 juli 2014 tot 16 juli 2020 in Nederland meerdere strafbare feiten begaan. Dit heeft erin geresulteerd dat bij besluit van 21 oktober 2020 het verblijfsrecht van eiser is beëindigd en dat hij ongewenst is verklaard.
Het bestreden besluit
Verweerder heeft aan het primaire besluit ten grondslag gelegd dat eiser in totaal in de periode van 7 juli 2014 tot 16 juli 2020, 24 keer onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten. Volgens verweerder vormt het persoonlijke gedrag van eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving op grond waarvan verweerder het verblijf kan beëindigen. Er is volgens verweerder geen sprake van een periode van ononderbroken verblijf van vijf jaar. Verder heeft verweerder de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in het nadeel van eiser laten uitvallen. Ook heeft verweerder eiser ongewenst verklaard omdat er sprake is van een of meer veroordelingen voor feiten met een strafbedreiging van meer dan drie jaar. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser geen bezwaargronden naar voren heeft gebracht.
Gronden beroep
Eiser voert aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Eiser stelt dat hij per brief van 16 december 2020 aan verweerder heeft medegedeeld dat hij op verschillende locaties zijn straffen heeft uitgezeten en daardoor niet altijd bereikbaar was en in staat was om de gevraagde informatie aan te leveren. Hij is vervolgens na zijn vrijlating uit eigen beweging vertrokken. Als verweerder eiser had uitgezet, dan zou het vertrek van eiser zijn geregistreerd. Verweerder kan eiser dan ook niet verantwoordelijk stellen voor zijn onbereikbaarheid. Verder meent eiser dat er ten onrechte pas na zeven maanden een besluit is genomen. Als verweerder eerder een besluit had genomen was eiser niet vertrokken. Voorts heeft verweerder ten onrechte de voorfase van tafel geschoven.
Heeft eiser procesbelang?
De rechtbank dient allereerst ambtshalve te beoordelen of eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van dit beroep. De rechtbank komt tot de conclusie dat dit niet het geval is. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019 [1] volgt dat, indien een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
6. In de uitspraak van de ABRvS van 16 september 2021 [2] heeft de ABRvS ten aanzien van een inreisverbod overwogen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken belang houdt bij een inhoudelijke beoordeling van een bij een asielbesluit uitgevaardigd inreisverbod als hij zijn gemachtigde gedurende de gehele procedure op de hoogte houdt van zijn verblijfplaats en met hem steeds in contact blijft over de voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. In de uitspraak van de ABRvS van 23 februari 2022 [3] is dit verder uitgewerkt en is overwogen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van een bij een asielbesluit uitgevaardigd inreisverbod als hij in ieder geval contact met zijn gemachtigde onderhoudt voordat de rechtbank het onderzoek sluit.
7. De rechtbank is van oordeel dat deze jurisprudentie ook in deze zaak kan worden toegepast. Niet in geschil is dat de gemachtigde van eiser al in de bezwaarfase geen contact meer had met de vreemdeling. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat het laatste contactmoment met eiser, nog van voor de brief van 16 december 2020 is geweest. Ook heeft de gemachtigde ter zitting desgevraagd verklaard dat zij niet weet waar eiser verblijft. Omdat eiser sinds medio december 2020 geen contact heeft gezocht met zijn gemachtigde over de voortgang van de procedure en de keuzes die in dat kader moeten worden gemaakt en omdat de gemachtigde ook niet weet waar eiser verblijft, concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een beoordeling van de rechtmatigheid van zijn verblijfsbeëindiging. Daarnaast concludeert de rechtbank dat vanwege voornoemde omstandigheden ook geen belang betreffende de beoordeling van zijn ongewenst verklaring kan worden aangenomen. Voor zover de gemachtigde van eiser stelt dat de situatie is ontstaan door de handelswijze van verweerder, treft dat geen doel. Dat eiser lopende de procedure uit eigen beweging is vertrokken en geen contact meer met zijn gemachtigde onderhoudt, is een eigen keuze van eiser waarvan de gevolgen voor zijn rekening en risico dienen te komen.
8. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS van 22 februari 2019, (ECLI:NL:RVS:2019:579).