ECLI:NL:RBDHA:2022:11206

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 21/6905
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling aanvraag verblijfsvergunning voor medische behandeling wegens ontbrekende stukken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor medische behandeling had ingediend, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. Eiser had op 28 mei 2021 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 2 september 2021 door verweerder buiten behandeling gesteld omdat niet alle benodigde stukken waren ingediend. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze beslissing ongegrond in een besluit van 2 november 2021. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 28 september 2022 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser betoogde dat hij wel relevante medische gegevens had overgelegd, maar dat de bijlage met bewijs van zijn medische situatie ontbrak. Hij stelde dat dit niet had moeten leiden tot de buiten behandelingstelling van zijn aanvraag, gezien de hoeveelheid ingediende stukken en zijn afhankelijkheid van de medewerking van zijn arts.

De rechtbank overwoog dat verweerder op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de discretionaire bevoegdheid heeft om een aanvraag buiten behandeling te stellen indien de aanvrager niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De rechtbank concludeerde dat eiser niet alle gevraagde stukken binnen de gestelde termijn had overgelegd, waardoor verweerder terecht het Bureau Medische Advisering (BMA) niet om advies had gevraagd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees erop dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het aanleveren van een compleet dossier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/6905

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.K. Jhinnoe).

Procesverloop

Bij besluit van 2 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning regulier buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 2 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook is de heer [A] verschenen, die heeft verklaard als vertaler te willen optreden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft op 28 mei 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als doel ‘medische behandeling’. Verweerder heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet alle stukken binnen de gestelde termijn heeft overgelegd die nodig zijn voor de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag. [1] Verweerder heeft daarom ook niet aan het Bureau Medische Advisering (BMA) gevraagd een medisch advies uit te brengen.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert –kort samengevat– het volgende aan. De relevante medische gegevens van de huisarts heeft hij wel overgelegd, namelijk op 31 mei 2021. Dat de bijlage bewijs omtrent medische situatie niet is overgelegd had niet tot buiten behandelingstelling moeten leiden, gelet op de grote hoeveelheid wel overgelegde stukken, en de omstandigheid dat hij afhankelijk is van de medewerking van de betreffende arts voor het invullen van het ontbrekende stuk.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a en c, en slot van de Awb geeft aan een bestuursorgaan de discretionaire bevoegdheid om een aanvraag buiten behandeling te stellen indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van een beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
3.1.
Volgens verweerders beleid [2] wordt het BMA niet verzocht om een advies uit te brengen als de vreemdeling incomplete of ontbrekende bewijsmiddelen overlegt en deze niet heeft aangevuld, ondanks dat verweerder hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld.
3.2.
Uit het dossier volgt dat eiser niet binnen de geboden hersteltermijn alle door verweerder gevraagde stukken heeft overgelegd. In het aanvraagformulier is onder punt 5 aangegeven welke bewijsmiddelen bij de aanvraag moesten worden overgelegd. Bij verzuimbrief van 24 juni 2021 is aan eiser duidelijk gemaakt welke ontbrekende bewijsmiddelen hij diende te overleggen. Daarbij heeft verweerder eiser erop gewezen dat de aanvraag buiten behandeling zal worden gesteld wanneer verweerder de gegevens niet binnen de gestelde termijn heeft ontvangen. Bij brieven van 9 juli 2021 en 6 augustus 2021 heeft verweerder de uitstelverzoeken ingewilligd en uitstel verleend tot 27 augustus 2021.
3.3
Niet is gebleken dat eiser de bijlage bewijs omtrent medische situatie van internist-nefroloog P.K. Chandie Shaw en de relevante medische gegevens van huisarts R. Nasroe (op enig moment) heeft overgelegd. Het was aan eiser zelf om gegevens van zijn behandelaars over zijn diagnose en behandeling te overleggen [3] . Nu eiser niet de vereiste stukken heeft overgelegd, heeft verweerder terecht het BMA niet om advies gevraagd en heeft verweerder van zijn discretionaire bevoegdheid gebruik kunnen maken en de aanvraag buiten behandeling kunnen stellen.
3.4.
Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat eiser voldoende medische stukken heeft overgelegd. In paragraaf A3/7.2.6 Vc wordt verwezen naar paragraaf A3/7.2.4 Vc waarin is aangegeven welke medische stukken moeten worden overgelegd en eiser heeft hier niet aan voldaan. Het is aan het BMA om te beoordelen welke informatie noodzakelijk is voor het uitbrengen van een medisch advies. [4] Het BMA mag daarom gebruik maken van formulieren met vragen voor het verzamelen van de benodigde medische informatie. Deze werkwijze is niet in strijd met de vrije bewijsleer. Eiser heeft immers nog steeds de mogelijkheid om het BMA advies te weerspreken.
3.5.
Dat eiser afhankelijk is van zijn artsen voor het invullen van de formulieren, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser is zelf verantwoordelijk voor het aanleveren van een compleet dossier met daarbij de relevante en recente medische gegevens van zijn behandelaar(s) zoals aangegeven in paragraaf A3/7.24 Vc. Dat heeft eiser niet gedaan, hetgeen voor zijn rekening en risico komt.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie paragraaf A3/7.2.6 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) die volgens paragraaf B8/9.1.6 Vc van overeenkomstige toepassing is op de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor het doel ‘medische behandeling’.
3.Zie artikel 3.102b, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en het ter uitwerking daarvan vastgelegde beleid van verweerder in paragraaf B8/9.1.6 Vc in combinatie met de paragrafen A3/7.2.6 en A3/7.2.4 Vc.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1905.