ECLI:NL:RBDHA:2022:11235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.9917
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Algerijnse vreemdeling buiten behandeling gesteld wegens afwezigheid bij gehoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse vreemdeling. De eiser had op 28 juli 2021 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld. Dit gebeurde omdat de eiser niet was verschenen bij het nader gehoor op 11 mei 2022 en hij binnen de gestelde termijn van twee weken geen geldige reden had opgegeven voor zijn afwezigheid. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 23 juni 2022, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De staatssecretaris was niet verschenen.

Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend op 1 juli 2022, omdat zij vond dat het onderzoek niet volledig was geweest. De eiser kreeg de kans om zijn medische dossier over te leggen, waaruit bleek dat hij leed aan mentale klachten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser niet voldoende had onderbouwd dat deze klachten de reden waren voor zijn afwezigheid bij het gehoor. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag buiten behandeling had gesteld, omdat de eiser niet had aangetoond dat zijn afwezigheid niet aan hem toe te rekenen was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier R. Ben Sellam, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.9917

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 27 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.9918, op 23 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen C. Lamnadi. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Ter zitting is het onderzoek gesloten.
Na sluiting is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het onderzoek in deze zaak niet volledig is geweest en is het onderzoek op 1 juli 2022 heropend. Eiser is in de gelegenheid gesteld om alsnog zijn medisch dossier, dat de medische dienst van de penitentiaire inrichting waar hij heeft verbleven over hem heeft aangelegd, over te leggen. Vervolgens is verweerder in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren.
Op 4 september 2022 heeft eiser nadere stukken overgelegd. Verweerder heeft hierop gereageerd bij brief van 5 september 2022.
Op het voornemen van de rechtbank om uitspraak te doen zonder nadere zitting is geen reactie gekomen van partijen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben. Op 28 juli 2021 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag buiten behandeling gesteld, omdat hij niet is verschenen bij het nader gehoor en hij binnen een termijn van twee weken niet heeft aangetoond dat dit niet aan hem toe te rekenen is.
3. Eiser stelt dat hij niet is verschenen bij het nader gehoor, omdat hij te kampen heeft met mentale klachten. Dit heeft hij niet eerder gemeld vanwege deze mentale klachten. Door deze klachten stelt eiser dat het niet verwijtbaar is dat hij niet is verschenen op het nader gehoor. Hij heeft ter onderbouwing hiervan het medische dossier overgelegd dat de medische dienst van de penitentiaire inrichting in Almelo over hem heeft aangelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit jurisprudentie van de Afdeling [2] volgt dat verweerder een aanvraag buiten behandeling kan stellen indien een vreemdeling niet is verschenen bij een gehoor en hij binnen een termijn van twee weken niet heeft aangetoond dat dit niet aan hem toe te rekenen is. [3]
5. Niet in geschil is dat eiser niet is verschenen bij het nader gehoor van 11 mei 2022. Ook is niet in geschil dat eiser niet binnen de termijn van twee weken een reden heeft gegeven voor het niet verschijnen.
6. Gelet op de ter zitting door de gemachtigde van eiser gegeven toelichting en de na de zitting alsnog overgelegde stukken neemt de rechtbank aan dat er bij eiser sprake is van medische klachten. Dat deze medische klachten er echter ook de oorzaak van zouden zijn dat eiser op 11 mei 2022 niet kon verschijnen voor het gehoor, kan de rechtbank uit de overgelegde medische stukken niet afleiden. Niet is nader onderbouwd hoe de medische klachten concreet ervoor hebben gezorgd dat eiser niet bij het nader gehoor is verschenen. Verweerder heeft van medewerkers van het COa [4] vernomen dat zij eiser op de ochtend van het nader gehoor op 11 mei 2022 hebben gewekt, maar dat eiser te moe was om te verschijnen voor het gehoor. [5] Verweerder heeft deze informatie kunnen betrekken bij zijn besluitvorming, zo ook dat eiser wel in staat was geweest om zich op 17 mei 2022 en 24 mei 2022 te melden bij de verplichte meldmomenten bij het COa. Dit heeft eiser niet betwist.
7. Verweerder heeft eisers asielaanvraag dan ook buiten behandeling kunnen stellen. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.De Afdeling 7 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1033.
4.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
5.Zie mailwisseling van 7 juli 2022.