Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Nigeriaanse asielzoeker. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E. Stap, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 februari 2022, waarbij de eiser aanwezig was met een tolk en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde mr. M. Janssen.
De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was voor de vaststelling van de identiteit en nationaliteit van de eiser, en voor het verkrijgen van gegevens die nodig zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. De eiser betwistte niet de gronden voor de bewaring, maar voerde aan dat de eerdere maatregel van bewaring niet tijdig was omgezet. De rechtbank oordeelde dat de tijdigheid van de omzetting van de eerdere maatregel niet relevant was voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de huidige maatregel, tenzij er sprake was van ernstige gebreken aan de zijde van de verweerder, wat de rechtbank niet aanwezig achtte.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. D. Verduijn, in aanwezigheid van griffier mr. M.A.W.M. Engels. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.