ECLI:NL:RBDHA:2022:11403

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
21_5773
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor functies na eerstejaarsbeoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. F. Uzumcu, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. G.M. Folkers. Eiseres had een Ziektewet-uitkering die per 3 januari 2021 werd beëindigd, wat zij aanvechtte. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit II ongegrond verklaard, maar het beroep tegen het bestreden besluit I gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Eiseres had aangevoerd dat onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische en lichamelijke klachten bij de beoordeling van haar geschiktheid voor functies. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de functie van administratief ondersteunend medewerker geschikt was voor eiseres, ondanks haar beperkingen. De rechtbank concludeerde dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, waardoor zij geen recht meer had op de ZW-uitkering. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5773

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Uzumcu),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. G.M. Folkers).

Procesverloop

In het besluit van 2 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres ontving op grond van de Ziektewet (hierna: ZW) beëindigd met ingang van
3 januari 2021 (datum in geding).
In het besluit van 20 juli 2021 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 11 oktober 2021 (bestreden besluit II) heeft verweerder bet bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard en de beëindigingsdatum van de ZW-uitkering vastgesteld op 21 augustus 2021.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres was laatstelijk werkzaam als productiemedewerker bij een visgroothandel voor 38,81 uur per week. Vanaf 7 oktober 2019 tot en met 6 januari 2020 ontving eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (hierna: WW).
2. Eiseres heeft zich op 18 november 2019 ziekgemeld vanwege carpaal tunnelsyndroom aan beide handen/polsen. Vanaf 7 januari 2020 ontving eiseres een ZW-uitkering.
3. In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling heeft een arts eiseres op 29 oktober 2020 gesproken. Deze arts heeft vastgesteld dat eiseres belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die de arts heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
4. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat eiseres niet meer geschikt is voor de maatgevende arbeid. Hij heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat eiseres meer dan 65% van haar zogeheten maatmaninkomen kan verdienen. Bij besluit van 2 december 2020 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres met ingang van 3 januari 2021 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
5. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres gezien op 19 maart 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op
8 juli 2021 de FML aangepast door eiseres ook beperkt te achten binnen de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en dynamische handelingen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is in zijn rapport van 15 juli 2021 tot de conclusie gekomen dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn voor eiseres en heeft nieuwe functies geselecteerd. Eiseres is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in staat om meer dan 65% van het maatmaninkomen (het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd) te verdienen. Bij besluit van 20 juli 2021 (bestreden besluit I) heeft het Uwv het door eiseres tegen het besluit van 2 december 2020 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
6. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het Uwv bij het vaststellen van haar belastbaarheid onvoldoende rekening heeft gehouden met haar psychische klachten, pijnklachten en lichamelijke klachten. Eiseres heeft verder gesteld dat zij ten onrechte geschikt is geacht voor de functie administratief ondersteunend medewerker aangezien in die functie sprake is van klantcontact.
7. In bestreden besluit II heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de beëindigingsdatum van de ZW-uitkering van eiseres vastgesteld op 21 augustus 2021. Volgens verweerder was er geen rekening mee gehouden dat op 15 juli 2021 nieuwe functies zijn geduid en dat deze op 20 juli 2021 zijn aangezegd.
8. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Artikel 6:19 Awb
8.1.
Met het bestreden besluit II heeft het UWV het bestreden besluit I alleen gewijzigd ten aanzien van de einddatum van de ZW-uitkering. Het bestreden besluit II komt in die zin niet volledig tegemoet aan het beroep van eiseres. Eiseres heeft naar aanleiding daarvan dan ook haar beroepsgrond gehandhaafd dat de ZW-uitkering niet had mogen worden beëindigd. De rechtbank acht het beroep op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede gericht tegen het bestreden besluit II.
Medische beperkingen
8.2.
Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met haar beperkingen.
8.3.
De rechtbank is niet gebleken dat de gewijzigde FML onjuist is. Eiseres heeft voor de door haar ervaren fysieke en psychische klachten geen nadere (medische) onderbouwing gegeven. Haar enkele stelling is onvoldoende om tot het oordeel te kunnen komen dat op de datum in geding meer beperkingen bestonden als rechtstreeks en objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek.
Functies geschikt?
8.4.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende inzichtelijk is gemotiveerd dat de functie van administratief ondersteunend medewerker geschikt is voor eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft genoegzaam toegelicht dat de functie administratief medewerker, functienummers [functienummers] , met SBC code [codenummer] niet passend is geacht door hem, maar dat binnen dezelfde SBC code wel een andere functie passend was, namelijk die van teamondersteuner. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft verder toegelicht dat de functie teamondersteuner de belastbaarheid van eiseres op het aspect 2.12.1 ‘rechtstreeks contact met klanten’ niet overschrijdt omdat het klantcontact beperkt is in deze functie.
8.5.
De rechtbank gaat er, gelet op het voorgaande van uit dat de in de FML opgenomen beperkingen er niet aan in de weg staan dat eiseres de geduide functies kan uitoefenen. Verweerder heeft op basis hiervan terecht geconcludeerd dat eiseres in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen en daarmee geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
Conclusie
9. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep van eiseres tegen bestreden besluit II ongegrond is. De beëindiging van de ZW-uitkering per 21 augustus 2021 blijft dus in stand.
10. Uit de omstandigheid dat het UWV hangende beroep het bestreden besluit I heeft gewijzigd omdat daarin een onjuiste einddatum stond, volgt dat het eerste bestreden besluit in zoverre onrechtmatig was. Het beroep daartegen is dus gegrond en het eerste bestreden besluit dient te worden vernietigd. Eiseres heeft hierdoor recht op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De door eiseres gemaakte proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1). Tevens dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit I gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit I;
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit II ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1518,-
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Noort, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.