In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. F. Uzumcu, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. G.M. Folkers. Eiseres had een Ziektewet-uitkering die per 3 januari 2021 werd beëindigd, wat zij aanvechtte. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit II ongegrond verklaard, maar het beroep tegen het bestreden besluit I gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Eiseres had aangevoerd dat onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische en lichamelijke klachten bij de beoordeling van haar geschiktheid voor functies. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de functie van administratief ondersteunend medewerker geschikt was voor eiseres, ondanks haar beperkingen. De rechtbank concludeerde dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, waardoor zij geen recht meer had op de ZW-uitkering. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht.