ECLI:NL:RBDHA:2022:11422

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
NL22.11335
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag op grond van niet-ontvankelijkheid en vergewisplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Nigeriaanse eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een opvolgende asielaanvraag ingediend, nadat eerdere aanvragen waren afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de asielaanvraag niet-ontvankelijk was, omdat de eiseres geen nieuw element of bevinding had gepresenteerd die de kans op internationale bescherming aanzienlijk vergrootte. De rechtbank stelde vast dat het door de eiseres overgelegde tijdschrift, waarin zij op een lijst van meest gezochte personen door de Nigeriaanse overheid stond, eerder al in een voorgaande procedure was betrokken en niet als nieuw kon worden aangemerkt. De rechtbank benadrukte dat de vergewisplicht van de staatssecretaris was nageleefd, aangezien er inzage was verkregen in de onderliggende stukken van de onderzoeksverklaring van Bureau Documenten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.11335

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Simicevic),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

ProcesverloopBij besluit van 15 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.11336, op 6 oktober 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten.
2. Eiseres heeft op 8 september 2021 voor het eerst asiel aangevraagd in Nederland. Bij besluit van 3 oktober 2021 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Het daartegen ingestelde beroep is gegrond verklaard, met vernietiging van dit besluit, bij uitspraak van 11 november 2021 van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem. [1] De rechtbank heeft daartoe beslist omdat sprake was van een motiveringsgebrek ten aanzien van het niet verlenen van bedenktijd in het kader van mensenhandel. Bij besluit van 16 december 2021 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres wederom afgewezen. Het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 2 maart 2022 van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, ongegrond verklaard. [2] Op 2 april 2022 heeft eiseres een opvolgende asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 14 april 2022 heeft verweerder deze aanvraag buiten behandeling gesteld. Het daartegen ingestelde beroep is door deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, bij uitspraak van 8 juni 2022 ongegrond verklaard. [3]
3. Op 26 april 2022 heeft eiseres een derde, opvolgende asielaanvraag ingediend die heeft geleid tot het bestreden besluit. Aan deze aanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij een origineel document kan overleggen, namelijk een uitgave van het tijdschrift The Hippo Magazine. In dit tijdschrift is te zien dat eiseres op een lijst staat van meest gezochte personen door de Nigeriaanse overheid. Hiermee wil eiseres haar eerder door verweerder ongeloofwaardig geachte asielrelaas over haar deelname aan de End-SARS protesten en de problemen die zij daardoor heeft ondervonden alsnog geloofwaardig maken.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw, [4] omdat geen sprake is van een nieuw element of bevinding die de kans op internationale bescherming aanzienlijk vergroot. Verweerder heeft overwogen dat het door eiseres overgelegde tijdschrift geen nieuw element is, omdat eiseres het tijdschrift in een voorgaande procedure reeds in kopie heeft overgelegd en verweerder de inhoud van het tijdschrift reeds in die procedure heeft meegewogen en beoordeeld. In rechte staat vast dat het overgelegde tijdschrift het relaas van eiseres niet geloofwaardig maakt. Verder heeft verweerder overwogen dat het originele tijdschrift de kans op internationale bescherming niet aanzienlijk vergroot, nu uit onderzoek van Bureau Documenten is gebleken dat het tijdschrift met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet in deze verschijningsvorm is uitgegeven. Verweerder heeft voorts aan zijn vergewisplicht voldaan, nu er inzage is verkregen in de onderliggende stukken van de onderzoeksverklaring van Bureau Documenten en geconcludeerd is dat deze inhoudelijk inzichtelijk is.
5. Eiseres voert tegen het bestreden besluit het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte geconcludeerd dat het door eiseres overgelegde originele tijdschrift geen nieuw element is en daardoor is verweerder ook ten onrechte voorbijgegaan aan de inhoud van het tijdschrift. Eiseres wijst daarbij op het arrest X.Y. tegen Oostenrijk. [5] Verder roept de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten vragen op nu deze onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder had, gelet op zijn vergewisplicht, moeten nagaan hoe Bureau Documenten tot zijn conclusie is gekomen. De verklaring van onderzoek is dusdanig summier dat eiseres aan de hand daarvan geen concrete aanknopingspunten voor twijfel kan aanvoeren. Zij wordt hierdoor in haar belangen geschaad. Tot slot wijst eiseres op enkele artikelen met betrekking tot de End-SARS protesten in Nigeria en legt zij een verklaring van Nigeria Freedom Human Rights Organization over.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het besluit van 16 december 2021
6. De rechtbank stelt voorop dat het besluit van 16 december 2021 in rechte vaststaat. In dat besluit heeft verweerder overwogen, onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 11 november 2021, dat het asielrelaas van eiseres niet geloofwaardig is. In de uitspraak van 11 november heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder zich in het besluit van 3 oktober 2021 niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiseres niet geloofwaardig is. Over de door eiseres overgelegde documenten, waaronder een kopie van het tijdschrift The Hippo Magazine, heeft de rechtbank geoordeeld dat deze de verklaringen van eiseres niet alsnog geloofwaardig maken.
Een nieuw element of bevinding
7. Het Hof [6] heeft bepaald in de zaak L.H. tegen Nederland dat de beoordeling van opvolgende asielaanvragen die verweerder moet maken, bestaat uit twee stappen. [7] De eerste stap is het beoordelen van de ontvankelijkheid van de aanvraag. Deze stap bestaat uit twee fasen. In de eerste fase wordt onderzocht of er nieuwe elementen of bevindingen zijn in verband met de behandeling van de vraag of een vreemdeling in aanmerking kan komen voor internationale bescherming. Elementen of bevindingen zijn nieuw wanneer die niet eerder zijn onderzocht in het kader van het op de vorige asielaanvraag genomen besluit en waarop dat besluit niet kon worden gebaseerd. Alleen als er nieuwe elementen of bevindingen zijn ten opzichte van de eerdere asielaanvraag, komt verweerder toe aan de tweede fase. In de tweede fase wordt onderzocht of de nieuwe elementen en bevindingen de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming. Pas als aan beide afzonderlijke vereisten is voldaan, moet verweerder overgaan tot stap twee, die inhoudt dat hij de opvolgende asielaanvraag inhoudelijk beoordeelt. Uit het arrest X.Y. volgt verder dat de inhoudelijke toetsing van een opvolgende aanvraag niet geweigerd mag worden wanneer de nieuwe elementen of bevindingen al bestonden tijdens de vorige procedure en door eigen toedoen van de vreemdeling niet zijn voorgelegd in het kader van die procedure.
8. Verweerder heeft terecht overwogen dat het door eiseres overgelegde tijdschrift niet kan worden aangemerkt als nieuw element. De enkele omstandigheid dat het tijdschrift bij de huidige aanvraag als origineel document is overgelegd in plaats van als kopiedocument, maakt niet dat sprake is van een nieuw element. Het tijdschrift is immers reeds inhoudelijk betrokken bij de afwijzing van de eerste asielaanvraag van eiseres en in rechte staat vast dat de inhoud van het tijdschrift de verklaringen van eiseres niet geloofwaardig maakt. Van strijd met het arrest X.Y. is dan ook geen sprake.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres reeds daarom terecht afgewezen als niet-ontvankelijk op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw.
Vergewisplicht
10. Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende over de vergewisplicht.
11. Het is vaste jurisprudentie dat een door Bureau Documenten opgestelde verklaring
een deskundigenadvies is. [8] Verweerder moet zich indien hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, gelet op artikel 3:2 van de Awb [9] ervan vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin de vergewisplicht van verweerder met zich brengt dat hij moet nagaan hoe Bureau Documenten tot zijn conclusies is gekomen. In dat geval kan verweerder niet volstaan met verwijzen naar de conclusie neergelegd in de verklaring van onderzoek. Een situatie als hiervoor bedoeld doet zich in ieder geval voor als de conclusies van een verklaring van onderzoek in relatie tot de bevindingen naar aanleiding van dat onderzoek vragen oproepen, bijvoorbeeld als die bevindingen niet logischerwijs tot de daaraan verbonden conclusies leiden. Ook als een vreemdeling gemotiveerd heeft betwist dat een verklaring van onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten, zal verweerder nader invulling moeten geven aan zijn vergewisplicht.
12. De bevindingen van Bureau Documenten zijn duidelijk en de conclusies sluiten daarop aan. De stelling van eiseres dat niet inzichtelijk is wat het beschikbare vergelijkingsmateriaal is en in hoeverre de pagina’s van het tijdschrift daarvan afwijken, vormt geen aanknopingspunt om te twijfelen aan de juistheid of de volledigheid van het onderzoeksresultaat. De vergewisplicht strekt niet zo ver dat in de verklaring van onderzoek dient te worden opgenomen op welk punt het document afwijkt en welk referentiemateriaal is gebruikt. Het gaat hier immers om vertrouwelijke informatie waarbij het verder inzichtelijk maken zou betekenen dat de details van het onderzoek openbaar moeten worden gemaakt waarmee vervalsers vervolgens hun voordeel kunnen doen. Voorts bevat het dossier een vergewisbrief, waaruit blijkt dat verweerder inzage heeft verkregen in de onderliggende stukken van de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten. Op grond van de informatie die Bureau Documenten heeft verstrekt, heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de verklaring van het onderzoek inhoudelijk inzichtelijk is. Van een situatie waarbij verweerder nadere invulling moet geven aan zijn vergewisplicht is daarom geen sprake.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL21.15997.
2.Zaaknummer NL21.19965.
3.Zaaknummer NL22.7009.
4.Vreemdelingenwet 2000.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 9 september 2021, nr. C-18/20, ECLI:EU:C:2021:710.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie.
7.Arrest van 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:478.
8.Onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:636.
9.Algemene wet bestuursrecht.