ECLI:NL:RBDHA:2022:11518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
NL21.7963 en NL21.7964
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Pakistaanse eisers op basis van geloofwaardigheid van verklaringen en betrokkenheid bij demonstraties voor christelijke rechten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van asielaanvragen van twee Pakistaanse eisers, die stelden te zijn bedreigd en mishandeld vanwege hun deelname aan demonstraties voor de rechten van christenen. De rechtbank heeft de aanvragen afgewezen op basis van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eisers. De eisers, geboren in 1957 en 1961, hebben verklaard dat zij viermaal hebben deelgenomen aan demonstraties en dat zij problemen hebben ondervonden als gevolg van deze deelname. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eisers summier, vaag en tegenstrijdig waren, en dat er onvoldoende bewijs was dat zij daadwerkelijk als vluchteling konden worden aangemerkt volgens het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij zijn bedreigd en mishandeld vanwege hun activiteiten. De rechtbank concludeerde dat de gehoren zorgvuldig zijn verlopen en dat de documenten die de eisers wilden overleggen niet voldoende waren om hun claims te onderbouwen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.7963 en NL21.7964

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [v-nummer 1] ,

[eiseres], eiseres, V-nummer: [v-nummer 2] ,
tezamen ook: eisers,
(gemachtigde: mr. J.M.M. Heilbron),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. El Hajoui).

ProcesverloopBij afzonderlijke besluiten van 3 mei 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvraag van eisers voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 maart 2022 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen T.M. Butt. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaan deze zaken over?
1. Eisers, geboren op respectievelijk [geboortedag] 1957 en op [geboortedag] 1961, hebben beiden de Pakistaanse nationaliteit. Zij hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij viermaal hebben deelgenomen aan demonstraties die gericht waren tegen geweld tegen christenen. Eiseres werkte voor de NGO [1] die deze demonstraties organiseerde. Als gevolg van hun deelname aan deze demonstraties hebben eisers vanaf 2013 problemen ondervonden. Bij de laatste demonstratie op 28 maart 2016 is eiseres mishandeld, waarbij zij bewusteloos is geraakt. Op 24 maart 2018 zijn eisers bedreigd en mishandeld in hun huis. Dit was aanleiding voor eisers om Pakistan te verlaten.
Wat is het standpunt van verweerder?
2. Verweerder heeft de aanvraag van eisers afgewezen als ongegrond. [2] Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers;
- de door eiseres verrichte vrijwilligerswerkzaamheden voor de NGO;
- de deelname van eisers aan de demonstraties namens de NGO voor de rechten van christenen en de hierdoor ondervonden problemen;
- de bedreiging en mishandeling van eisers in hun huis op 24 maart 2018.
2.1.
Verweerder vindt de door eisers opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst en de verklaringen van eiseres over haar vrijwilligerswerk voor de NGO geloofwaardig. Verweerder vindt het echter niet geloofwaardig dat eisers demonstreerden voor de rechten van christenen en dat zij hierdoor problemen hebben ondervonden. Ook vindt verweerder het niet geloofwaardig dat eisers zijn mishandeld en bedreigd op 24 maart 2018. Eisers hebben summier, vaag en algemeen verklaard. Verweerder concludeert dat uit de geloofwaardig bevonden elementen niet volgt dat eisers kunnen worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag [3] of dat zij bij uitzetting naar Pakistan een reëel risico lopen op ernstige schade. Om die reden komen eisers niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel. [4]
Wat vinden eisers in beroep?
3. Eisers zijn het niet eens met verweerder. Op wat zij tegen de bestreden besluiten hebben aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geloofwaardigheid asielrelaas
De deelname van eisers aan de demonstraties namens de NGO voor de rechten van christenen en de hierdoor ondervonden problemen
4. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eisers hebben deelgenomen aan de demonstraties namens de NGO voor de rechten van christenen en dat zij hierdoor problemen hebben ondervonden. Zoals verweerder in de bestreden besluiten gemotiveerd heeft toegelicht, hebben eisers summier, vaag en algemeen verklaard over hoe de demonstraties zijn verlopen, waar zij specifiek voor opkwamen en hun beweegredenen om deel te nemen aan de demonstraties. Van eisers mocht verweerder verwachten dat zij uitgebreider kunnen verklaren over hun deelname aan de demonstraties, juist omdat het in Pakistan omstreden is als moslim op te komen voor het lot van christenen.
4.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder eisers op goede gronden tegenwerpt dat de verklaringen over de demonstraties summier dan wel niet logisch zijn. Zo heeft eiseres bijvoorbeeld verklaard dat zij kon verstaan wat haar man riep, terwijl zij voorin en eiser achterin de demonstraties liep. Verder heeft eiseres summier verklaard over haar rol en wist ze niet precies was voor rol zij had.
De bedreiging en mishandeling van eisers in hun huis op 24 maart 2018.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich verder voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij zijn bedreigd en mishandeld vanwege hun deelname aan de demonstraties. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat zij tegenstrijdig hebben verklaard over de aanval bij hen thuis. Volgens eiseres was haar neefje aanwezig en deed hij de deur open voor de mannen, terwijl eiser heeft verklaard dat zij alleen thuis waren en de mannen de deur forceerden. Ook over de plek waar eisers zich bevonden op het moment dat de mannen binnenkwamen is tegenstrijdig verklaard. Zo geeft eiseres aan dat zij in de binnenhal stonden, terwijl eiser stelt dat zij zich op de veranda bevonden. Daarnaast komen de verklaringen over de gezichtsbedekking niet overeen. Volgens eiseres droegen de mannen wel gezichtsbedenking maar haar echtgenoot heeft verklaard dat dit niet het geval was. Verder heeft eiseres aangegeven dat het om vier mannen ging en dat het 5 tot 10 minuten heeft geduurd, terwijl eiser heeft verklaard dat het om drie mannen ging en dat het 20 tot 25 minuten heeft geduurd. De rechtbank overweegt verder dat verweerder terecht heeft overwogen dat eiseres en haar echtgenoot ook tegenstrijdig hebben verklaard over de vlucht van de mannen. Zo heeft eiseres verklaard dat de buurtbewoners buiten stonden, in de lucht schoten en dat de mannen daarna vluchtten en heeft haar man aangegeven dat de buurtbewoners juist binnen kwamen en de mannen die vluchtten juist in de lucht schoten. Ook heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat het bevreemdend is dat eiseres heeft gesteld dat zij bewusteloos was, terwijl zij ook over de vlucht van de aanvallers kan verklaren.
4.3.
In wat eisers in beroep hebben aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers er niet in geslaagd de tegengeworpen tegenstrijdige verklaringen te weerleggen.
Zorgvuldigheid van de gehoren
5. Eisers voeren aan dat de gehoren op onzorgvuldige wijze hebben plaatsgevonden. Zij betwisten dat zij te weinig hebben verteld over hun gestelde problemen. Eisers vinden dat ze onvoldoende in de gelegenheid zijn gesteld te verklaren over al hun problemen. Zij konden veel meer verklaren, maar zijn daarbij onderbroken.
5.1.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de gehoren met eisers zorgvuldig zijn verlopen. Zoals verweerder in de bestreden besluiten afdoende heeft gemotiveerd, hebben eisers voldoende ruimte gekregen om hun relaas naar voren te brengen en te verklaren over hun deelname aan de demonstraties en over problemen die zij als gevolg daarvan stellen te hebben ondervonden. [5] Ook over de gebeurtenissen in de periode 2013 tot en met 2016. [6] Verder heeft verweerder toegelicht waarom eisers tijdens het nader gehoor zijn onderbroken, namelijk met als doel eisers te bevragen over de directe aanleiding van hun vertrek uit Pakistan. Weliswaar hebben eisers willen verklaren over de gestelde problemen uit 2013, maar zoals ook al is toegelicht door de gehoormedewerker tijdens de gehoren, was dat op dat moment geen antwoord op de gestelde vraag. Verder blijkt dat eisers hebben verklaard dat zij tevreden waren over de manier waarop met hen is gecommuniceerd en de manier waarop de tolken hun werk hebben gedaan. Volgens verweerder zijn eisers daarom zorgvuldig gehoord, waarbij ze voldoende zijn vrijgelaten te verklaren wat voor hen belangrijk was. Het is aan eisers om hun relaas met hun verklaringen aannemelijk te maken en naar voren te brengen wat belangrijk is. Dat te weinig is doorgevraagd door de gehoormedewerker blijkt verder niet uit het verslag van de gehoren. Bovendien is onvoldoende gespecificeerd wat eisers nog hadden willen vertellen.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank niet gebleken dat de gehoren niet zorgvuldig zijn geweest. De rechtbank ziet in wat eisers in beroep hebben aangevoerd, nu dit grotendeels een herhaling is van wat al in de zienswijze naar voren is gebracht en waarop verweerder in de bestreden besluiten al gemotiveerd is ingegaan, geen aanleiding voor een ander oordeel. Eisers hebben niet aangegeven wat niet juist is aan de motivering van de bestreden besluiten.
Onzorgvuldige besluitvorming
6. Eisers voeren aan dat verweerder onvoldoende aandacht heeft besteed aan de documenten die zij bij het nader gehoor wilden overleggen ter onderbouwing van hun asielrelaas, waaronder de gestelde originele aangiften van de mishandelingen en twee krantenartikelen. Uit de besluitvorming blijkt niet dat de inhoud van deze documenten is betrokken. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de NGO ook opkomt voor de rechten van christenen en zich niet alleen inzet voor blinde kinderen.
6.1.
Vaststaat dat verweerder de documenten tijdens het nader gehoor niet heeft ingenomen, omdat eisers zijn gehoord via een videoverbinding. Bij de correcties en aanvullingen zijn deze documenten alsnog ingebracht. De rechtbank is van oordeel dat eisers hierdoor niet zijn benadeeld. Zij hebben daarna de gelegenheid gehad deze documenten (schriftelijk) toe te lichten (in de correcties en aanvullingen, zienswijze, beroepsgronden en ter zitting). Verweerder heeft de inhoud van deze documenten vervolgens bij de besluitvorming betrokken en is daarop ingegaan. Zoals verweerder in de bestreden besluiten uitvoerig heeft gemotiveerd, hebben eisers met deze documenten niet aannemelijk gemaakt dat zij namens de NGO deelnamen aan de demonstaties en dat zij als gevolg daarvan problemen hebben ondervonden. Ook blijkt niet dat de NGO heeft deelgenomen aan deze demonstraties en dat deze organisatie opkomt voor de rechten van christenen. [7] Uit de openbare informatie blijkt immers slechts dat de NGO zich inzet voor blinde kinderen. Voor zover dat anders zou zijn, zou dit niet tot het oordeel leiden dat het standpunt van verweerder over de geloofwaardigheid van de asielrelazen geen stand houdt, gelet op met name de onder 4.2. genoemde tegenstrijdigheden in de asielrelazen.
6.2.
Verder stelt de rechtbank vast dat verweerder in de bestreden besluiten is ingegaan op de door eisers overgelegde aangiften. In het verweerschrift heeft verweerder daaraan toegevoegd dat deze aangiften inmiddels zijn onderzocht door Bureau Documenten, waarbij is geconcludeerd dat de aangiften niet origineel zijn, maar kopieën betreffen, omdat de documenten geen originele waarmerken bevatten. Daarom kan Bureau Documenten geen uitspraak doen over de opmaak en afgifte van het document. Deze conclusie doet niet af aan de bestreden besluiten nu verweerder al had overwogen dat de overgelegde aangiften kopieën betroffen en daarom niet konden worden onderzocht op echtheid. Ook uit de aangiften volgt daarom niet dat eisers namens de NGO hebben deelgenomen aan de demonstraties voor de rechten van christenen.
6.3.
De rechtbank volgt eisers gelet op het voorgaande niet in hun stelling dat verweerder de documenten onvoldoende bij de besluitvorming heeft betrokken. In wat eisers in beroep hebben aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel, omdat eisers in beroep niet hebben geconcretiseerd op welke punten de motivering van de bestreden besluiten ontoereikend is. De enkele herhaling van de zienswijze in beroep kan niet leiden tot vernietiging van de bestreden besluiten.
De geloofwaardigheidsbeoordeling
7. Eisers voeren in beroep aan dat verweerder niet kenbaar heeft getoetst aan de interne en externe geloofwaardigheidsindicatoren. Verweerder heeft het voorgeschreven toetsingskader niet op juiste wijze gehanteerd, waardoor de bestreden besluiten niet deugdelijk zijn gemotiveerd en niet met de vereiste zorgvuldigheid genomen. Eisers hebben daarbij gewezen op Werkinstructie 2014/10. Verder heeft verweerder in strijd gehandeld met Werkinstructie 2020/17 door geen landeninformatie te betrekken bij de bestreden besluiten. Ook is de besluitvorming subjectief en is bij de motivering geen gebruik gemaakt van de door eisers aangedragen openbare bronnen. Het had gelet op de samenwerkingsverplichting [8] voor de hand gelegen dat verweerder nader onderzoek zou hebben verricht.
7.1.
De rechtbank overweegt dat het aan eisers is om hun relaas aannemelijk te maken. Zoals blijkt uit Werkinstructie 2014/10, wordt de asielaanvraag beoordeeld, enerzijds, aan de hand van de verklaringen van de asielzoeker en de eventuele door hem overgelegde documenten (interne geloofwaardigheidsindicatoren) en anderzijds, aan de hand van externe geloofwaardigheidsindicatoren. Hierbij wordt onderzocht of de door de asielzoeker verstrekte informatie in overeenstemming is met informatie van getuigen dan wel met beschikbare informatie uit objectieve bronnen, zoals landeninformatie en ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken, documentonderzoek en taalanalyses. [9]
7.2.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder in het geval van eisers Werkinstructie 2014/10 niet op de juiste wijze heeft toegepast. Verweerder heeft de verklaringen van eisers beoordeeld aan de hand van de geloofwaardigheidsindicatoren en stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eisers summier, vaag en algemeen hebben verklaard. Ook is sprake is van tegenstrijdigheden en ongerijmdheden. Verder heeft verweerder de verklaringen van eisers getoetst aan de externe geloofwaardigheidsfactoren, zoals wat algemeen bekend is over de situatie in het land van herkomst, wat blijkt uit objectieve en actuele bronnen over het land van herkomst. De rechtbank verwijst verder nog naar het verweerschrift waarin verweerder zijn standpunt nader heeft toegelicht. Van strijd met Werkinstructie 2014/10 is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
7.3.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij daarmee heeft voldaan aan de samenwerkingsverplichting. Ook is niet gebleken van strijd met Werkinstructie 2020/17. Deze stellingen zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gespecificeerd. De rechtbank volgt eisers daarom niet in hun stelling dat zij aanvullend hadden moeten gehoord.
8. In wat eisers verder hebben aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
9. De rechtbank komt tot het oordeel dat verweerder de relevante elementen ‘deelname van eisers aan de demonstraties namens de NGO voor de rechten van christenen en de hierdoor ondervonden problemen’ en ‘de bedreiging en mishandeling van eisers in hun huis op 24 maart 2018’niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Dat leidt ertoe dat verweerder de asielaanvragen van eisers terecht heeft afgewezen als ongegrond.
Conclusie
10. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Non-Governmental Organisation ‘Shazad Khan Special Educational Society’ (de NGO).
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
4.Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
5.Zie pag. 22 t/m 23 van het Nader Gehoor van eiseres.
6.Zie pag. 33 t/m 40 van het Nader Gehoor van eiseres.
7.Zie bijlage 3, van de zienswijze, een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 17 maart 2021 en de daarin vermelde openbare bronnen.
8.Zie artikel 4, eerste lid van de Kwalificatierichtlijn.
9.Zie ook de afdelingsuitspraken van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1499 en 14 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2216.