Overwegingen
1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Eritrese nationaliteit te hebben. Zij beoogt verblijf in Nederland bij referent, haar gestelde partner. Op 21 juli 2020 heeft referent namens eiseres voor de eerste maal verzocht om de afgifte van een mvv. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen bij besluit van 29 januari 2021.
2. Op 25 juni 2021 heeft referent de huidige mvv-aanvraag ingediend. Verweerder heeft de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen en die beslissing bij het bestreden besluit gehandhaafd. Eiseres voldoet niet aan het inburgeringsvereiste, zonder dat er redenen zijn om daarvoor ontheffing te verlenen. Verder voldoet eiseres niet aan het paspoortvereiste en is niet aangetoond dat eiseres en referent een geldig huwelijk hebben, mede omdat de identiteit van eiseres niet vaststaat.
3. Op wat eiseres daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiseres voert aan dat zij voldoende inspanningen heeft geleverd om zich voor te bereiden op het inburgeringsexamen, maar ondanks herhaalde pogingen hier niet voor is geslaagd. Gelet op de beperkende factor van haar analfabetisme stelt zij nooit voor het examen te kunnen slagen.
5. Niet is in geschil dat eiseres in beginsel inburgeringsplichtig is en niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het inburgeringsvereiste. In geschil is of sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan eiseres in aanmerking moet komen voor ontheffing van het inburgeringsvereiste.Verweerder beoordeelt of de vreemdeling in aanmerking komt voor ontheffing op basis van de persoonlijke situatie van de vreemdeling, de aangevoerde omstandigheden, de getoonde wil om voor het examen te slagen en de inspanningen die daarvoor geleverd zijn.
6. Verweerder heeft zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoende inspanningen heeft geleverd om zich voor te bereiden op en te slagen voor het examen. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat uit de behaalde scores van de afgelegde examens, die erg laag zijn en geen verbetering laten zien, geen passende inspanningen voor de verschillende onderdelen van het examen blijkt. Ook kan uit de behaalde scores niet worden opgemaakt dat eiseres zich heeft voorbereid op de examens. Het gestelde analfabetisme betekent niet dat eiseres nooit kan slagen voor het examen. Zo wijst verweerder terecht op het beschikbare lesmateriaal voor analfabeten. Niet is aangetoond dat eiseres er alles aan heeft gedaan wat in haar situatie van haar verwacht mag worden om het inburgeringsexamen te halen.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden waardoor het inburgeringsvereiste gezinshereniging onmogelijk of uiterst moeilijk maakt. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiseres niet in aanmerking komt voor ontheffing van het inburgeringsvereiste.
8. Eiseres stelt dat zij in Sudan verblijft als vluchteling. Van haar wordt ten onrechte verwacht dat zij alsnog een paspoort overlegt. Zij verwijst ter onderbouwing naar pagina 44 en verder van het rapport van het International Refugee Assistance Project and Equal Rights Beyond Borders uit april 2021. Daaruit blijkt dat personen die na juli 2018 (dus na het vredesakkoord) Eritrea hebben verlaten, geen consulaire bijstand kunnen krijgen. Eiseres stelt in maart 2019 uit Eritrea te zijn vertrokken en kan dus geen paspoort verkrijgen. Verder stelt eiseres niet te beschikken over een identiteitskaart omdat zij die niet nodig had toen ze nog woonachtig was in Eritrea.
9. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken dat eiseres als vluchteling is toegelaten in Sudan. De door haar overgelegde kopie van haar Sudanese verblijfskaart toont niet aan dat zij een vluchtelingenstatus heeft aldaar. Daardoor heeft verweerder ook kunnen wijzen op de informatie uit het algemeen ambtsbericht Eritrea van 6 februari 2017 waarin onder meer staat dat het in Sudan veel eenvoudiger is om een Eritrees paspoort te verkrijgen. Verweerder heeft in de besluitvorming uitgebreid gemotiveerd hoe eiseres een paspoort kan verkrijgen in het buitenland. Daarbij is van belang dat niet is aangetoond dat eiseres pas in maart 2019, dan wel na juli 2018, is vertrokken uit Eritrea. Verweerder heeft daarom het standpunt kunnen innemen dat eiseres een paspoort kan aanvragen.
10. Verweerder heeft daarbij verder kunnen betrekken dat uit het algemeen ambtsbericht Eritrea van 2017 volgt dat alle Eritreeërs die ouder zijn dan achttien jaar in het bezit zouden moeten zijn van een identiteitskaart. Eiseres was 21 jaar oud toen zij vertrok uit Eritrea. Van eiseres mag in alle redelijkheid worden verwacht al in het bezit te zijn van een Eritrees identiteitsdocument met ingang van haar achttiende jaar. Eiseres heeft niet aangetoond en onderbouwd dat zij in Eritrea, voorafgaand aan haar vertrek, geen identiteitskaart nodig had.
11. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het voor eiseres mogelijk is om met haar identiteitskaart een paspoort te verkrijgen. Verweerder heeft zich daarbij ook op het standpunt kunnen stellen dat van eiseres mag worden verwacht dat zij (of referent) de diaspora belasting betaalt. Verweerder houdt dan ook terecht vast aan het paspoortvereiste.
12. Eiseres heeft verschillende documenten overgelegd waar haar identiteit uit blijkt. Verweerder dient volgens eiseres deze documenten in samenhang te bekijken. Eiseres beroept zich daarbij op de uitspraak van de Afdelingvan 26 januari 2022.Er is veel onduidelijkheid over welke documenten in Eritrea beschikbaar zijn en in hoeverre dit per regio verschilt. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat niet is aangetoond dat eiseres de vrouw is die op de huwelijksakte staat.
13. Het beroep op de Afdelingsuitspraak van 26 januari 2022 slaagt niet. De onderhavige zaak is niet vergelijkbaar met de situatie in de Afdelingsuitspraak. In het geval van eiseres zijn enkel identificerende documenten overgelegd die zijn afgegeven door de Sudanese autoriteiten. Deze documenten kunnen reeds daarom niet volstaan om de Eritrese nationaliteit van eiseres aan te tonen, nu deze niet zijn afgegeven door de Eritrese autoriteiten. Niet kan worden gesteld dat verweerder niet voldoet aan de Afdelingsuitspraak door de overgelegde documenten niet in onderlinge samenhang te beoordelen.
14. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat eiseres haar Eritrese identiteit niet heeft onderbouwd door het overleggen van de kopie van haar Sudanese verblijfspas, nu deze is afgegeven door de Sudanese autoriteiten en niet de Eritrese autoriteiten. Zoals eerder overwogen, is niet gebleken van belemmeringen voor eiseres om zich tot de Eritrese autoriteiten te wenden voor het verkrijgen van identiteitsdocumenten.
Evenredigheidsbeginsel en ‘fair balance’
15. Eiseres stelt dat het vasthouden aan het inburgeringsvereiste, paspoortvereiste en het aantonen van de identiteit in haar geval onevenredig is. Gezinshereniging wordt hierdoor onmogelijk gemaakt. Eiseres heeft aan haar inspanningsverplichting voldaan gelet op het aantal overgelegde documenten. Verweerder heeft ten onrechte geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid als neergelegd in artikel 4:84 van de Awb.Verder heeft bij de belangenafweging geen ‘fair balance’ plaatsgevonden. Er wordt in het nadeel van eiseres meegewogen dat haar identiteit niet vaststaat en niet is gebleken dat het voor haar onmogelijk is om aan een paspoort te komen. Deze overweging mist doel, nu dit niet meespeelt in de belangenafweging.
16. Nu niet is gebleken dat het voor eiseres onmogelijk is om te voldoen aan het inburgerings- en paspoortvereiste of haar identiteit aan te tonen, wordt eiseres niet gevolgd in haar stelling dat het evenredigheidsbeginsel is geschonden. Door vast te houden aan deze vereisten wordt gezinshereniging voor eiseres niet onmogelijk gemaakt. Verweerder heeft in de aangevoerde omstandigheden geen reden hoeven zien om van de beleidsregels af te wijken. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het nadeel van eiseres heeft kunnen meewegen dat zij haar identiteit niet heeft aangetoond. Niet is gebleken dat bij deze belangenafweging geen ‘fair balance’ is gevonden tussen het belang van de vreemdeling enerzijds en het Nederlands algemeen belang anderzijds.
17. Eiseres stelt dat verweerder miskent dat sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Eritrea uit te oefenen. Referent heeft een vluchtelingenstatus omdat hij niet naar Eritrea kan terugkeren. Ook is niet onderbouwd hoe eiseres en referent het gezinsleven in Sudan kunnen uitoefenen, nu zij beiden niet de Sudanese nationaliteit hebben.
18. Eiseres wordt gevolgd in haar standpunt dat verweerder heeft miskend dat mogelijk sprake is van een objectieve belemmering voor eiseres en referent om hun gezinsleven in Eritrea uit te oefenen, gelet op de vluchtelingenstatus van referent in Nederland. Dit maakt echter niet dat verweerder een andere belangenafweging had moeten maken en de beroepsgrond behoeft daarom ook geen verdere bespreking.
19. Eiseres voert in de aanvullende beroepsgronden aan dat ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase. Eiseres verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022.Verweerder moet vaker horen en terughoudender omgaan met uitzonderingen op de hoorplicht.
20. De beroepsgrond treft geen doel. In artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat van horen kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Op voorhand was voldoende duidelijk dat de identiteit van eiseres onverschoonbaar in bezwaar niet alsnog is aangetoond. Ook heeft eiseres in bezwaar niet met concrete stukken aangetoond dat ten onrechte wordt vastgehouden aan het inburgerings- en paspoortvereiste.
Op basis van het door eiseres ingediende bezwaarschrift kon verweerder daarom in redelijkheid concluderen dat op voorhand duidelijk was dat eiseres nog altijd niet aan de voorwaarden voldeed van de gevraagde mvv. Een gehoor zou daarom niet tot een ander besluit hebben geleid. Verweerder heeft dan ook terecht bepaald dat het bezwaar kennelijk ongegrond is, zodat van horen mocht worden afgezien.
21. Het beroep is ongegrond.
22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.