ECLI:NL:RBDHA:2022:11621
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 november 2022, in de zaak NL22.9030, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om proceskostenvergoeding. Verzoekster had een asielaanvraag ingediend op 13 januari 2021, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had niet tijdig beslist. Na het verstrijken van de beslistermijn heeft de staatssecretaris op 9 september 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Verzoekster trok daarop haar beroep tegen het niet tijdig beslissen in, maar vroeg wel om vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris verzet zich tegen dit verzoek.
De rechtbank overweegt dat als een beroep wordt ingetrokken omdat een bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. Echter, in dit geval is het beroep tegen het niet tijdig beslissen te vroeg ingesteld, omdat de staatssecretaris op het moment van de ingebrekestelling en het instellen van het beroep nog niet verplicht was om een besluit te nemen. Dit komt door het besluit- en vertrekmoratorium dat was ingesteld voor Afghanistan, dat ook van toepassing is op aanvragen waarvan de beslistermijn is verstreken.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarom wijst de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten af. De uitspraak is gedaan door rechter G.J.H. Boerhof, in aanwezigheid van griffier S.J.B. ter Beke, en is openbaar uitgesproken.