ECLI:NL:RBDHA:2022:11768

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
NL21.16081
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep asielaanvraag en onbevoegdheid rechtbank inzake dwangsommen

In deze zaak heeft eiser op 12 oktober 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 7 februari 2019. De rechtbank heeft op 12 november 2021 een beslissing genomen op de asielaanvraag van eiser, waarna de gemachtigde van eiser op 15 november 2021 heeft meegedeeld dat het beroep wordt gehandhaafd. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat verweerder inwilligend heeft beslist op de asielaanvraag van eiser. Hierdoor is het beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard. Voor zover eiser zijn beroep handhaaft omdat het besluit van 12 november 2021 geen beslissing bevat over de verschuldigdheid van rechterlijke dwangsommen, heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard. De bestuursrechter is niet bevoegd om de verschuldigdheid en hoogte van een door een rechtbank aan haar uitspraak verbonden dwangsom vast te stellen; hiervoor dient eiser zich tot de burgerlijke rechter te wenden.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser aanleiding had om het beroep in te stellen, gezien een eerdere uitspraak van de rechtbank die verweerder opdroeg om binnen acht weken na verzending van die uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. De rechtbank heeft verweerder daarom in de proceskosten van eiser veroordeeld tot een bedrag van € 379,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De rechtbank heeft de volgende beslissingen genomen: het beroep is niet-ontvankelijk verklaard voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag; de rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep inzake de verschuldigdheid van rechterlijke dwangsommen; en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.16081

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Eiser heeft op 12 oktober 2021 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 7 februari 2019.
Op 12 november 2021 is op de asielaanvraag van eiser beslist.
Bij bericht van 15 november 2021 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Verweerder heeft inwilligend beslist op de asielaanvraag van eiser. Nu hiermee tegemoet is gekomen aan het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, zal het beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Voor zover eiser zijn beroep stelt te handhaven, omdat verweerders besluit van 12 november 2021 niet tevens een beslissing bevat over de verschuldigdheid van rechterlijke dwangsommen, zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren. De bestuursrechter is niet bevoegd om de verschuldigdheid en hoogte vast te stellen van een door een rechtbank aan haar uitspraak verbonden dwangsom als bedoeld in artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb. Hiervoor dient eiser zich tot de burgerlijke rechter te wenden. [1]
3. Voor zover eiser heeft verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten, stelt de rechtbank vast dat eiser aanleiding heeft kunnen zien om het beroep in te stellen.
Deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, heeft bij uitspraak van 28 januari 2021 verweerder immers opgedragen om binnen acht weken na de dag van verzending van die uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Op het moment van indienen van het beroepschrift was die termijn verstreken en was niet beslist op de aanvraag.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1/2).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op
eisers asielaanvraag;
- verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep, voor zover dat ziet op de
verschuldigdheid van rechterlijke dwangsommen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 22 oktober 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3777).