ECLI:NL:RBDHA:2022:11908

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
NL22.3817
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing uitstel van vertrek op basis van medische situatie, cosmetische behandeling en advies Bureau Medische Advisering

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser, een Gambiaanse nationaliteit houder, voor uitstel van vertrek. Eiser, die blind is aan zijn rechteroog en een cosmetische contactlens draagt, had eerder asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag was afgewezen. In een besluit van 8 juni 2021 werd hem uitstel van vertrek verleend voor maximaal zes maanden, terwijl zijn medische situatie nog beoordeeld moest worden. Echter, in een later besluit van 20 augustus 2021 werd hem geen uitstel van vertrek verleend, wat hij aanvecht in deze procedure.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in zijn bezwaar tegen het primaire besluit niet voldoende onderbouwd heeft dat zijn medische situatie een uitstel van vertrek rechtvaardigt. Het Bureau Medische Advisering (BMA) had in een advies op 10 december 2021 geconcludeerd dat eiser medisch gezien kan reizen en dat er geen acute medische noodsituatie is. Eiser betwistte dit advies en verwees naar zijn medisch dossier, waarin andere klachten aan zijn ogen worden vermeld. De rechtbank oordeelde echter dat de stellingen van eiser onvoldoende waren om het advies van het BMA te weerleggen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 19 april 2022 en is gedaan door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier E. Kersten. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.3817
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. R.S. Sewdajal),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding en procesverloop

1.1.
Eiser is geboren op [1990] en heeft de Gambiaanse nationaliteit. Hij is blind aan zijn rechteroog en krijgt daarom een medische behandeling. Deze behandeling houdt in dat eiser een cosmetische contactlens draagt die periodiek wordt gecontroleerd en vervangen.
1.2.
Eiser heeft eerder asiel gevraagd. In het besluit van 8 juni 2021 heeft verweerder deze asielaanvraag afgewezen. In dit besluit heeft verweerder eiser wel uitstel van vertrek gegeven voor maximaal 6 maanden, omdat verweerder nog moest beoordelen of eiser uitstel van vertrek krijgt vanwege zijn medische situatie. Het besluit van 8 juni 2021 staat in rechte vast.1
1.3.
In het besluit van 20 augustus 2021 (primaire besluit) heeft verweerder beslist dat eiser geen uitstel van vertrek krijgt vanwege zijn medische situatie.
1.4.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
1.5.
In het besluit van 8 februari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.6.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.3818, op 15 april 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
1 Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s -Hertogenbosch, van 8 december 2021, NL21.9315.

Overwegingen

2. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. Eiser heeft voldoende aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarde voor deze vrijstelling. De rechtbank verleent eiser daarom vrijstelling van de betaling van griffierecht.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder beslist dat eiser geen uitstel van vertrek krijgt vanwege zijn medische situatie. Verweerder heeft namelijk advies gevraagd aan het Bureau Medische Advisering (BMA) over de situatie van eiser en het BMA heeft op 10 december 2021 advies gegeven (het [medisch adviesbureau] ). In dit advies staat dat eiser medisch gezien wel kan reizen. Ook staat hierin dat er geen medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht, als eiser geen medische behandeling meer zou krijgen. De lopende medische behandeling is namelijk alleen van cosmetische aard.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij vindt dat het [medisch adviesbureau] niet klopt en verwijst naar zijn medisch dossier. Uit dit dossier blijkt dat eiser in verband met zijn rechteroog niet alleen een behandeling krijgt die van cosmetische aard is, maar ook andere behandelingen. Zo had hij in augustus 2020 klachten aan zijn rechteroog in de vorm van pijn, roodheid en tranen. Verder blijkt uit het medisch dossier dat eiser ook klachten heeft aan zijn linkeroog en in verband hiermee een behandeling krijgt. Eiser vindt dat deze aspecten ten onrechte niet zijn betrokken in het [medisch adviesbureau] .
5.1.
De rechtbank geeft eiser hierin geen gelijk.
5.2.
Het is vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken2 dat een [medisch adviesbureau] een deskundigenadvies is waar verweerder in principe vanuit mag gaan, tenzij eiser concrete aanknopingspunten aanvoert waarom het advies niet zou kloppen. Die concrete aanknopingspunten zijn er in deze zaak niet. De stelling van eiser dat hij in het verleden (niet- cosmetische) klachten heeft gehad aan beide ogen is daarvoor onvoldoende. Uit het medisch dossier blijkt namelijk niet (1) dat eiser deze klachten ten tijde van het [medisch adviesbureau] nog steeds had en (2) dat eiser ten tijde van het [medisch adviesbureau] voor deze klachten onder medische behandeling stond of kort daarna zou staan.
5.3.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.
2 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 april 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.