Zoals is overwogen onder 6.2 ligt de bewijslast voor het bestaan van een schijnhuwelijk, na het uitvoeren van nader onderzoek, bij de staatssecretaris. De rechtbank is van oordeel dat de staatsecretaris, zijn bewijslast in aanmerking genomen, onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt en gemotiveerd waarom de omstandigheid dat referent kinderen heeft bij een andere vrouw, maakt dat getwijfeld moet worden aan de oprechtheid van het huwelijk. Daar bij is van belang dat de staatssecretaris bij de besluitvorming geen, althans onvoldoende, (kenbaar) rekening heeft gehouden met de uitleg die referent heeft gegeven over de conceptie en de erkenning van zijn kinderen. Referent heeft tijdens de hoorzitting aangegeven dat hij geen relatie maar enkel seksueel contact had met [naam 1] , de moeder van zijn kinderen. De kinderen zijn “in dronkenschap verwekt”. [naam 1] had hem wijsgemaakt dat zij geen kinderen kon krijgen. Zij zijn beiden niet staat om kinderen op te voeden. Hij was daarom heel kwaad op haar toen ze zwanger was van zijn dochter [dochter] . Ter zitting heeft referent nog verklaard dat [naam 1] hem pas in een heel erg laat stadium van de zwangerschap van [zoon] , toen hij al een relatie had met eiseres, daarover heeft geïnformeerd. Ook valt, zonder nadere toelichting, niet in te zien waarom de erkenning van de kinderen relevant is voor de oprechtheid van het huwelijk met eiseres. De erkenning heeft betrekking op de (afstammings)relatie tussen referent en zijn kinderen, niet op de verhouding tot hun moeder. Referent heeft bovendien uitgelegd waarom hij beide kinderen heeft erkend, namelijk omdat hij anders niet over hen werd geïnformeerd, terwijl beide kinderen uit huis waren geplaatst en [zoon] ook sinds zijn geboorte ernstige gezondheidsproblemen heeft. Na de erkenning, kreeg hij wel van de betrokken instanties informatie over hen. De staatsecretaris heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe hij het een en ander heeft gewogen en betrokken in zijn besluitvorming.
Verder is het standpunt van de staatssecretaris, dat het bevreemding wekt ‘dat tussen eiseres en referent opeens een huwelijk tot stand komt, terwijl referent is verstrikt geraakt in een web van lichamelijke, sociaal-emotionele en geestelijke problemen’ en zij niet eerder een affectieve relatie hebben gehad, onvoldoende (gemotiveerd) om een schijnhuwelijk aan te nemen. Weliswaar ondervindt referent op persoonlijk vlak enkele problemen, maar dat zegt niets over de oprechtheid van het huwelijk.
Daarnaast is het standpunt van de staatssecretaris, dat het voor hem onduidelijk is hoe referent een toekomst met kinderen met eiseres ziet, terwijl hij moeite heeft met het leiden van zijn leven in goede banen en hij niet in staat is om zijn twee kinderen in Nederland te verzorgen, een waardeoordeel van de staatssecretaris. Dit waardeoordeel zegt niets over de oprechtheid van het huwelijk en hoe referent en eiseres daar in staan. Dat eiseres niet in detail op de hoogte is van het leven van referent, zou iets kunnen zeggen over de kwaliteit van de relatie, namelijk dat referent wellicht niet open is geweest tegen eiseres – wat referent overigens betwist. Maar dat betekent niet dat het huwelijk niet oprecht is of dat daarmee is aangetoond dat er sprake is van een schijnhuwelijk. Elke affectieve relatie is namelijk anders en wordt anders ingevuld, zodat het op de weg van de staatssecretaris ligt om te motiveren waarom de invulling van de relatie tussen eiseres en referent maakt dat sprake is van een schijnhuwelijk. Dat heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gedaan. Verder is het standpunt van de staatssecretaris, dat referent niet heeft aangetoond dat hij actief werkt aan zijn problemen en dat niet is gebleken van een intrinsieke wens om een opleiding te volgen dan wel zijn gedrag te veranderen terwijl hij een normaal en rustig leven wil, ook een waardeoordeel en zegt ook dat niets over de oprechtheid van het huwelijk. Althans, de staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom dat het geval is. De staatssecretaris heeft ook onvoldoende gemotiveerd waarom de omstandigheid dat eiseres en referent elkaar voor het huwelijk nooit “als geliefden” hebben ontmoet, maakt dat sprake is van een schijnhuwelijk. Dit standpunt is, zonder nadere motivering niet (zonder meer) navolgbaar. Immers, een gearrangeerd of een verstandhuwelijk, zonder dat er liefde in het spel is of sprake is geweest van een eerdere affectieve relatie, is (ook) niet per definitie een schijnhuwelijk. Tot slot overweegt de rechtbank dat de standpunten van de staatssecretaris over de intensivering van het huwelijk, het “daadwerkelijk verantwoordelijkheid dragen” om eiseres “als gelijkwaardige partner” structureel te kunnen ondersteunen en het niet op de hoogte zijn van het beeld van eiseres over het leven in Nederland, (ook) gaan over de kwaliteit van de relatie. De kwaliteit van de relatie ligt echter niet ter toetsing voor, zodat deze standpunten niets zeggen over de oprechtheid van het huwelijk. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd dat sprake is van een schijnhuwelijk tussen eiseres en referent. Deze beroepsgrond slaagt.
Middelenvereiste
9. Eiseres voert verder aan dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat referent niet voldoet aan het middelenvereiste. De staatssecretaris stelt zich weliswaar op het standpunt dat sprake is van een gefingeerd dienstverband, maar hij onderbouwt niet hoe hij dit heeft vastgesteld. Volgens eiseres bevat het bestreden besluit enkel speculaties over de aannemelijkheid van het dienstverband van referent en gaat de staatssecretaris eraan voorbij dat referent zijn dienstverband heeft aangetoond met de, volgens het beleid, vereiste bewijsstukken.