ECLI:NL:RBDHA:2022:12033

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
NL22.15456
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiser wegens kennelijke ongegrondheid en geloofwaardigheidsbeoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Colombiaanse eiser. De eiser had op 10 december 2021 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde bedreigd te zijn door leden van de FARC vanwege zijn relatie met een vriend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de verklaringen van de eiser over de bedreigingen niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 30 september 2022 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de eiser en zijn vriend tegenstrijdig waren en dat de eiser niet voldoende inzichtelijk had gemaakt waarom hij zich veilig voelde bij zijn partner, die ook bedreigd was.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van de eiser kennelijk ongegrond was. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15456

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.M. Lorier).

ProcesverloopBij besluit van 4 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2022 op zitting behandeld samen met de zaak NL22.15457 en gelijktijdig met de zaken NL22.15458 en NL22.15459. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Koster. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Colombiaanse nationaliteit. Op 10 december 2021 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend, gelijktijdig met zijn vriend, [Naam 2] (verder: [Naam 2]). Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanwege zijn contact met [Naam 2] is bedreigd door leden van de FARC. [1] Eiser heeft dreigtelefoontjes ontvangen. Verder zijn hij en [Naam 2] op 10 januari 2021 bedreigd met een vuurwapen en zijn zij op 15 oktober 2021 beschoten.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [2] Eisers verklaringen over zijn problemen met leden van de FARC acht verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft wisselend verklaard over wanneer hij dreigtelefoontjes heeft ontvangen. Het is verder opmerkelijk dat eiser telefonisch werd bedreigd, enkel omdat hij bevriend was met [Naam 2] wiens vader politiek actief was, te meer omdat [Naam 2] zelf niet telefonisch is benaderd. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom hij pas na een tweede telefoontje de ernst van de bedreiging inzag en waarom hij alleen dit tweede telefoontje met [Naam 2] heeft besproken. De verklaringen van eiser en [Naam 2] over de beide gewapende incidenten zijn volgens verweerder dermate tegenstrijdig dat deze in sterke mate afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de gestelde gebeurtenissen. Daarnaast vindt verweerder het opmerkelijk dat eiser nadien bij zijn partner is ondergedoken, terwijl die naar eisers zeggen zelf via e-mail door de FARC is bedreigd.
Omdat eiser Nederland onrechtmatig is binnenkomen en hij zich hierna niet onverwijld heeft gemeld als asielzoeker heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser merkt op dat verweerder niet kenbaar in zijn beoordeling heeft betrokken wat wel gelijkluidend door beiden wordt verklaard en overeenstemt met informatie uit algemene bronnen. Daarnaast gaat verweerder ten onrechte uit van de kennelijke aanname dat personen die bij dezelfde, in dit geval ook chaotische, incidenten betrokken zijn exact gelijk moeten kunnen verklaren. Eiser persisteert in beroep bij wat hij in de zienswijze over de verschillende tegenwerpingen naar voren heeft gebracht. De genoemde verschillen in hun verklaringen zijn logisch en te rechtvaardigen. Verweerder heeft op sommige punten niet voldoende doorgevraagd. De aanvraag is ten onrechte als kennelijk ongegrond afgewezen. Verweerder is daarbij namelijk niet ingegaan op de zienswijze dat het gestelde illegaal verblijf van eiser niet voldoende is gemotiveerd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Dreigtelefoontjes
4. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over de dreigtelefoontjes. In zijn vrije relaas verklaart eiser immers dat hij in 2020 telefoontjes ontving, [3] terwijl hij tijdens het nader gehoor verklaart dat hij in het midden van 2019 de eerste telefoontjes heeft ontvangen. [4] Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat van eiser mag worden verwacht dat hij hierover eenduidig verklaart. Verweerder heeft het verder opmerkelijk kunnen vinden dat [Naam 2] zelf niet is benaderd. Daarnaast heeft verweerder terecht gewezen op de verklaring van eiser dat [Naam 2] hem na hun gesprek over het (tweede) dreigtelefoontje zou hebben verteld dat ook hij bedreigingen had ontvangen, [5] terwijl [Naam 2] slechts verklaart over de twee fysieke bedreigingen in 2021. Daarbij heeft [Naam 2] ook nog verklaard dat de periode van 2018 tot het incident op 10 januari 2021 relatief normale jaren waren, waarbij hij niet in angst leefde. [6]
Daarnaast heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij het eerste telefoontje wel en het tweede niet als een grap heeft beschouwd en waarom hij (alleen) over het tweede telefoontje met [Naam 2] zou hebben gesproken.
Incident 10 januari 2021
5. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiser en [Naam 2] tegenstrijdig hebben verklaard over de bewoordingen waarin hen zou zijn opgedragen om te vertrekken. Eiser verklaart dat zij binnen één of twee weken het land, de stad en de wijk moesten verlaten, [Naam 2] heeft het over vertrek uit de stad binnen één week. [7] Verweerder heeft niet hoeven volgen dat dit slechts een betrekkelijk verschil in verklaringen is. De stelling dat dit verschil het logische gevolg zou zijn geweest van de stressvolle situatie wordt niet gevolgd.
6. Evenzeer terecht is vastgesteld dat eiser en [Naam 2] niet eenduidig hebben verklaard over de vraag of de gezichten van hun belagers zichtbaar waren. Eiser heeft verklaard dat de gezichten soms wel en soms niet zichtbaar waren, [8] terwijl [Naam 2] heeft verklaard dat alleen de ogen van de mannen te zien waren. [9] [Naam 2] is tijdens zijn nader gehoor geconfronteerd met de verklaring van eiser. [10] Dat dit onderdeel niet voldoende is uitgevraagd wordt dan ook niet gevolgd.
7. Verweerder wijst verder terecht op de wisselende verklaringen van beiden over de vraag wie van hen werd benaderd. [Naam 2] verklaart hierover dat de belagers zich tot hem hebben gericht. [11] Eiser verklaart dat hij en [Naam 2] beiden werden aangesproken. [12]
Incident 15 oktober 2021
8. Verweerder heeft het opmerkelijk kunnen achten dat eiser verklaart dat hij de belagers in het donker in de mensenmassa herkende als dezelfde personen die hen eerder op 10 januari 2021 bedreigd hadden, [13] terwijl [Naam 2] daarnaast verklaard heeft dat de eerste keer enkel de ogen van de belagers zichtbaar waren [14] en dat hij hen de tweede keer niet herkende. [15] Daarnaast heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser en [Naam 2] wisselend hebben verklaard over het aantal personen dat hen benaderde. [16] [Naam 2] heeft expliciet verklaard dat twee personen naar hem toekwamen en dat hij heel duidelijk zag dat er op hem werd gericht met een wapen, [17] terwijl eiser meermaals verklaard heeft dat het drie personen betrof. [18] Voorts heeft verweerder terecht overwogen dat eiser en [Naam 2] wisselend hebben verklaard over hoe het incident is verlopen. Eiser verklaart dat de belagers begonnen te schelden en (daarna) op een gegeven moment begonnen te schieten. [19] [Naam 2] verklaart dat de belagers meteen begonnen met schieten. [20] Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat eiser en [Naam 2] nadien met elkaar over het incident hebben gesproken en dus op de hoogte zouden kunnen zijn van eventuele verschillen in hun persoonlijke waarneming.

Onderduiken bij partner

9. Verweerder heeft niet ten onrechte bevreemdingwekkend gevonden dat eiser zich bij zijn partner heeft schuilgehouden terwijl ook die bedreigd werd door de FARC. [21] Verweerder heeft daarbij terecht overwogen dat eiser niet concreet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij zich desondanks voldoende veilig voelde. Eisers verklaring in beroep dat dit zijn risico-inschatting was neemt de tegenwerping niet weg.
10. Gelet op genoemde tegenwerpingen heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser niet geloofwaardig heeft verklaard over zijn gestelde problemen met leden van de FARC. In de omstandigheid dat de verklaringen van eiser overeenstemmen met wat uit algemene bronnen bekend is, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om anders te concluderen, omdat van eiser mag worden verwacht dat hij geloofwaardige verklaringen aflegt over zijn gestelde vrees.
Kennelijk ongegrond
11. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij Nederland is ingereisd met de bedoeling om hier asiel te vragen. Gelet op dit doel maakte eiser geen aanspraak op een zogenaamde vrije termijn, bedoeld voor kort verblijf. [22] Eiser is dan ook niet op rechtmatige wijze ingereisd. Verweerder behoefde dit niet nader feitelijk te motiveren. Niet in geschil is dat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld bij de Nederlandse autoriteiten. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr.N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Revolutionary Armed Forces of Colombia.
2.Als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
3.Pagina 4 van het rapport nader gehoor.
4.Pagina 11 van het rapport nader gehoor.
5.Pagina 13 van het rapport nader gehoor.
6.Pagina 4 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
7.Pagina 13 van het rapport nader gehoor eiser en pagina 5 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
8.Pagina 14 en 19 van het nader gehoor.
9.Pagina 9 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
10.Pagina 12 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
11.Pagina 9 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
12.Pagina 4 en 14 van het rapport nader gehoor.
13.Pagina 15/16 van het rapport nader gehoor.
14.Pagina 9 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
15.Pagina 10 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
16.Pagina 5 van het rapport nader gehoor en pagina 10 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
17.Pagina 10 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
18.Pagina 15,16 en 17 van het rapport nader gehoor.
19.Pagina 16 van het rapport nader gehoor.
20.Pagina 10 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
21.Pagina 10 van het rapport nader gehoor.
22.Artikel 6 van Verordening (EU) 2016/399 (Schengengrenscode).