ECLI:NL:RBDHA:2022:12053

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
NL22.3671 en NL22.3672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsrecht van een Ghanese nationaliteit in Italië en de gevolgen voor verblijf in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Ghanese eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, welke was afgewezen. De rechtbank heeft de aanvraag van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij niet had aangetoond dat haar verblijfsrecht in Italië was ingetrokken. De eiseres had eerder een verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in Italië verkregen, maar de rechtbank oordeelde dat de Italiaanse autoriteiten geen bewijs hadden geleverd dat deze vergunning was ingetrokken. De rechtbank stelde vast dat het aan de eiseres was om aan te tonen dat haar verblijfsrecht in Italië niet meer bestond, wat zij niet had gedaan. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de kinderen van eiseres niet gedwongen zouden worden het grondgebied van de EU te verlaten, omdat eiseres nog steeds over een geldig verblijfsrecht in Italië beschikte. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om de uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiseres heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL22.3671 (beroep)
NL22.3672 (voorlopige voorziening)
[v nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] 1989, van Ghanese nationaliteit, eiseres en verzoekster, hierna te noemen: eiseres
(gemachtigde: mr. L.K. Matpanözer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Jhinnoe).

Procesverloop

Bij besluit van 27 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER als bedoeld in artikel 9 van de Vw [1] afgewezen.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 24 februari 2022 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 3 maart 2022 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Bij brief van dezelfde datum is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2022. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

Ten aanzien van het griffierecht
1. Eiseres heeft verzocht om vrijgesteld te worden van de verplichting tot het betalen van griffierecht vanwege betalingsonmacht. De rechtbank stelt op basis van de bij het beroep overgelegde eigen verklaring omtrent de afwezigheid van vermogen en inkomen vast dat zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldoet. Eiseres hoeft dus geen griffierecht te betalen.
Ten aanzien van het beroep
Wat is er aan deze procedure voorafgegaan?
2.1
Eiseres is naar eigen zeggen in 2017 naar Nederland gekomen. Eiseres heeft eerder, op 15 maart 2019, een aanvraag ingediend tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER waaruit blijkt dat zij een afgeleid verblijfsrecht heeft op grond van artikel 20 van het VWEU [2] en het arrest Chavez-Vilchez [3] van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Met deze aanvraag beoogde eiseres verblijf bij haar minderjarige kind [naam kind 1] , dat op [geboortedatum] 2018 is geboren en de Nederlandse nationaliteit bezit. Bij besluit van 1 oktober 2019, gehandhaafd met het besluit van 10 maart 2020, heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. De afwijzing van deze aanvraag staat in rechte vast.
2.2
Op 21 december 2021 heeft eiseres opnieuw een aanvraag ingediend tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER waaruit blijkt dat zij afgeleid verblijf heeft bij [naam kind 1] en bij haar minderjarige kind [naam kind 2] , dat op [geboortedatum] 2020 is geboren is.
Besluitvorming
3. In het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat zij niet aan de voorwaarden voor het verblijfsrecht als bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez voldoet, omdat zij beschikt over een verblijfsrecht in Italië als houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. Hierdoor worden haar kinderen niet gedwongen het grondgebied van de EU te verlaten wanneer aan haar geen verblijfsrecht in Nederland wordt verleend. Eiseres heeft volgens verweerder met de door haar overgelegde e-mailcorrespondentie met de Italiaanse autoriteiten niet aangetoond dat haar verblijfsrecht door die autoriteiten is ingetrokken of is beëindigd. Uit informatie ontvangen van een verbindingsambtenaar is namelijk gebleken dat eiseres nog steeds in het bezit is van een geldige EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in Italië.
Beoordeling door de rechtbank
Verblijfsrecht in Italië
4.1.
Eiseres bestrijdt dat zij niet heeft aangetoond dat haar verblijfsrecht in Italië is ingetrokken, dan wel is beëindigd. Uit de door eiseres overgelegde e-mailconversaties met de Italiaanse autoriteiten blijkt volgens eiseres namelijk dat zij haar uit het systeem hebben verwijderd. Bovendien heeft eiseres haar verblijfsvergunning ingeleverd bij de Italiaanse vertegenwoordiging in Nederland. Eiseres stelt de instructies van de Italiaanse autoriteiten te hebben opgevolgd en er alles aan gedaan te hebben om haar verblijfsrecht te beëindigen.
4.2
Volgens verweerder volgen uit artikel 9 van de Richtlijn [4] de gronden voor intrekking van de verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene. Deze bepaling is in Italië omgezet in artikel 9 van de Decreto Legislativo n. 286. Uit deze bepalingen volgt niet dat het verblijfsrecht ingetrokken kan worden op het verzoek van eiseres. Als zij daarmee zou bedoelen dat het verblijfsrecht van eiseres is ingetrokken, zoals eiseres stelt, moet dat aan haar met redenen omkleed kenbaar worden gemaakt op grond van artikel 10, eerste lid, van de Richtlijn. Gelet daarop meent verweerder dat indien het verblijfsrecht van eiseres daadwerkelijk is ingetrokken, er een beschikking moet zijn opgemaakt.
4.3
De rechtbank stelt vast dat het arrest Chavez-Vilchez zich beperkt tot de vraag of een kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de EU te verlaten als aan zijn of haar derdelander ouder een verblijfsrecht wordt geweigerd. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling [5] dat het in de eerste plaats aan de derdelander ouder is om bij de aanvraag alle gegevens te verschaffen die aantonen dat hij of zij niet met het kind in een andere lidstaat kan verblijven, zodat het kind verplicht zou zijn het grondgebied van de EU in zijn geheel te verlaten. Als de ouder betoogt dat het verblijfsrecht in de andere lidstaat niet meer bestaat, is het dus in eerste instantie aan hem of haar om dat aannemelijk te maken. Pas als dit aannemelijk is gemaakt, moet verweerder aan de hand van het betoog van de ouder en de eventueel overgelegde stukken onderzoeken en deugdelijk motiveren of een weigering van een verblijfsrecht tot gevolg heeft dat het kind verplicht is het grondgebied van de EU te verlaten. [6]
4.4
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres in 2012 in Italië een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft gekregen. Wat partijen verdeeld houdt is of eiseres nog steeds over dit verblijfsrecht beschikt of dat de Italiaanse autoriteiten dit verblijfsrecht inmiddels hebben beëindigd of ingetrokken.
4.5
Eiseres heeft in de onderhavige procedure verschillende e-mailwisselingen met een medewerker van de immigratiedienst van het politiebureau in [plaats] overgelegd. Aanvankelijk, in de e-mails van 24 april 2020 en 8 april 2021, deelde de medewerker mee dat de verblijfsvergunning van eiseres in Italië geldig blijft zolang zij niet langer dan twaalf maanden buiten het grondgebied van de EU, dan wel zes jaar buiten Italië heeft verbleven en dat eiseres hiervoor bewijs moet aanleveren. Later, in de e-mails van 10 mei 2021 en 8 juni 2021, geeft de medewerker aan dat de verblijfsvergunning van eiseres ook door de Italiaanse autoriteiten kan worden ingetrokken als zij verklaart afstand te doen van haar status als langdurig ingezetene. Bij e-mail van 10 juni 2021 heeft eiseres vervolgens een ondertekende verklaring verstuurd, waarin zij verklaart afstand te willen doen van haar Italiaanse verblijfsvergunning. Bij e-mail van dezelfde datum geeft de medewerker aan dat zij een bevestiging zal sturen als de procedure zal zijn afgerond en dat zij in de tussentijd haar Italiaanse verblijfsdocumenten moet inleveren bij de Italiaanse vertegenwoordiging in Nederland. Eiseres heeft deze documenten vervolgens bij de Italiaanse ambassade in Den Haag afgegeven. Na navraag of het verblijfsrecht van eiseres officieel was ingetrokken, heeft de medewerker van het immigratiekantoor van [plaats] bij e-mail van 24 juni 2021 geantwoord dat eiseres ‘
has been definitevely deleted from our files’. Later, bij e-mail van 27 september 2021, heeft de medewerker bevestigd dat de verblijfsvergunning van eiseres ‘
was deleted from our files’.
4.6
Verweerder heeft zelf ook onderzoek gedaan naar het verblijfsrecht van eiseres in Italië en heeft op 30 juni 2022 een memo overgelegd. In deze memo staat dat verweerder op 22 juli 2021 contact heeft opgenomen met de Migration Liaison Officer (MLO) in [plaats 2] , die op haar beurt contact heeft opgenomen met de Italiaanse politieautoriteiten. Deze hebben op 26 juli 2021 aan de MLO geantwoord dat eiseres’ verblijfsvergunning nog geldig is en dat een verklaring van afstand geen enkele juridische waarde heeft. De intrekking dient namelijk te geschieden krachtens de Italiaanse wet en op dat moment werd niet aan de voorwaarden voor intrekking van de verblijfsvergunning voldaan. Omdat er nog steeds onduidelijkheid bleef bestaan over de zinsnede ‘
has been definitevely deleted from our files’, heeft de MLO getracht contact op te nemen met de immigratiedienst van het politiebureau in [plaats] . Na bemiddeling van de politie in [plaats 2] hebben deze autoriteiten haar medegedeeld dat de verblijfsvergunning van eiseres nog steeds geldig was. Later heeft de MLO opnieuw contact opgenomen met de politie in [plaats 2] en gevraagd of het feit dat eiseres haar verblijfsdocumenten heeft ingeleverd nog verschil uitmaakt. Door een politieagente is vervolgens bevestigd dat dit niet afdoende was om de vergunning te laten intrekken.
4.7
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen door de Italiaanse autoriteiten is ingetrokken. Zij heeft namelijk geen document van deze autoriteiten overgelegd waaruit blijkt dat haar verblijfsvergunning officieel is ingetrokken. Uit de e-mail van de medewerker van de immigratiedienst dat eiseres ‘
has been definitevely been deleted from our files’kan niet worden afgeleid dat de verblijfsvergunning is ingetrokken door de Italiaanse autoriteiten. Dat hiervoor een officiële beslissing van de Italiaanse autoriteiten nodig is, volgt uit de systematiek van de Richtlijn. In artikel 10, eerste lid, van de Richtlijn staat namelijk dat beslissingen tot intrekking van de status van langdurig ingezetene met redenen moeten worden bekleed en dat de beslissing moet worden medegedeeld aan de betrokkene, waarbij in ieder geval de beroepsmogelijkheden en beroepstermijn worden vermeld. Gelet op dit vereiste ligt eiseres’ stelling dat uit de e-mailcorrespondentie met de Italiaanse autoriteiten kan worden afgeleid dat het verblijfsrecht is ingetrokken niet voor de hand. Daar komt bij dat de Italiaanse autoriteiten aan de Nederlandse liaisonambtenaar hebben medegedeeld dat de verblijfsvergunning van eiseres nog steeds geldig is en dat een afstandsverklaring en het inleveren van de verblijfsdocumenten bij de Italiaanse vertegenwoordiging onvoldoende is voor intrekking van de verblijfsvergunning.
Hoorplicht
5. Het beroep van eiseres op schending van de hoorplicht slaagt evenmin. Gelet op het bezwaar in samenhang met het primaire besluit, is er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk dat de bezwaren niet konden leiden tot een andersluidend besluit. Verweerder heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat daarom van het horen van eiseres kon worden afgezien. Daarbij heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank mogen meewegen dat het geschilpunt in de onderhavige procedure – de vraag of eiseres nog steeds over een verblijfsrecht in Italië beschikt – een vaststelling vormt van feitelijke aard die geschiedt op basis van objectieve stukken en dat een hoorzitting in dat kader weinig toevoegt.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
7. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In dit geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, omdat de rechtbank vandaag op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: NL22.3671,
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer: NL22.3672,
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. V.E.A. Naaijkens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
4.Richtlijn 2003/109/EG betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:789.