ECLI:NL:RBDHA:2022:12061
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm in het kader van bijstandsverlening en de definitie van zelfstandige woonruimte
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. De eiser ontving sinds 25 maart 2019 een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet. De gemeente heeft de uitkering van eiser per 1 september 2020 gewijzigd, waarbij de kostendelersnorm werd toegepast. Eiser betwistte de toepassing van deze norm en stelde dat hij in een zelfstandige woonruimte woonde, ondanks dat hij in een kraakpand verbleef zonder huurovereenkomst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente terecht de kostendelersnorm heeft toegepast. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er sprake was van zelfstandige woonruimte, aangezien hij geen eigen voorzieningen had die aan de eisen van de Huursubsidiewet voldeden. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van eiser, zoals het ontbreken van een deugdelijk slot en de aansluiting van sanitaire voorzieningen op de riolering, niet voldoende waren om zijn woonruimte als zelfstandig te kwalificeren. De rechtbank concludeerde dat de gemeente aan zijn bewijslast had voldaan en dat de beroepsgrond van eiser faalde.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bijstandsgerechtigden om aan te tonen dat zij voldoen aan de voorwaarden voor zelfstandige woonruimte, vooral in situaties waar meerdere bewoners in een pand zijn gehuisvest. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.