ECLI:NL:RBDHA:2022:12082

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
SGR 21/6321
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring door college van burgemeester en wethouders van Gouda

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een woningzoekende, en het college van burgemeester en wethouders van Gouda, dat als verweerder optreedt. Eiser had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring vanwege overlast en intimidatie in zijn woonomgeving, alsook medische problemen die verergerd zouden worden door zijn huidige woonsituatie. Het college heeft deze aanvraag op 30 november 2020 afgewezen, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing is op 26 augustus 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 20 oktober 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat de afwijzing van zijn urgentieaanvraag onterecht was, zorgvuldig gewogen. Eiser voerde aan dat er sprake was van ernstige overlast en dat zijn medische klachten niet goed waren weergegeven in het advies van de GGD.

De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om de urgentieverklaring te weigeren. De rechtbank stelde vast dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van zeer ernstige overlast of bedreiging die zijn verblijf in de woning onhoudbaar maakte. Bovendien concludeerde de rechtbank dat het advies van de GGD, dat geen medische noodzaak voor urgentie huisvesting vaststelde, zorgvuldig was opgesteld en dat verweerder dit advies terecht had gevolgd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6321

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2022 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. O.P. Kuit),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Gouda, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Henning).

Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2020 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 26 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2022, via videoverbinding, op zitting behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft bij verweerder een urgentieverklaring aangevraagd, omdat er sprake is van overlast in de buurt en hij is geïntimideerd en bedreigd. Hij heeft medische problemen die door het verblijf in de woning/ de buurt worden verergerd. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden van Huisvestingsverordening Gouda 2019 (hierna: Hvv). [1] Deze zaak gaat over de vraag of verweerder een urgentieverklaring mocht weigeren.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser stelt dat zijn urgentieaanvraag ten onrechte is afgewezen. Eiser heeft dagelijks last van alle problemen rondom zijn huis en er is wel degelijk sprake van incidenten die direct met zijn woonsituatie samenhangen. Ook geeft het GGD advies geen goede weergave van zijn medische/psychische klachten. De veronderstelling dat deze klachten al speelden voordat de woonproblemen ontstonden, is onjuist. Uit de in beroep overgelegde stukken blijkt dat eiser zijn klachten niet kan verminderen vanwege zijn huidige woonsituatie en ook dat een deel van de klachten, althans de mate waarin hij die ervaart, nog niet aanwezig waren voordat de woonproblematiek begon. Gelet hierop bestaan er voldoende gronden om een deskundige te benoemen voor een nieuw medisch onderzoek. Tot slot had verweerder gebruik moeten maken van de hardheidsclausule.
Wat zijn de regels?
3. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is er een urgent woonprobleem?
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring, gelet op de tekst van de Hvv, beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. Het restrictieve beleid van verweerder ten aanzien van urgentieverklaringen heeft als doel de verdeling van de woningvoorraad onder de vele woningzoekenden op een zo rechtvaardig mogelijke manier te regelen. Het verlenen van voorrang aan de één betekent namelijk dat andere woningzoekenden langer op een woning moeten wachten.
Bij het verlenen van urgentieverklaringen is verweerder gehouden aan de weigeringsgronden uit het opgestelde beoordelingssysteem. Dit beleid is door de hoogste bestuursrechter niet onredelijk geacht, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. [2]
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiser niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt.
Categorie J van artikel 9 van de Hvv: geweld of bedreiging in of bij de huidige woonruimte
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 9, categorie J van de Hvv. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt of onderbouwd dat er sprake is van een zeer ernstige overlast in de vorm van geweld of reële bedreiging die tot gevolg heeft dat hij niet langer in zijn woning kan verblijven. Zo heeft eiser tegenstrijdig verklaard over de bedreigingen: enerzijds heeft hij bij de woningstichting gemeld dat er ramen zouden zijn ingegooid en dat hij wordt bedreigd (dat hij door zijn hoofd zou worden geschoten), terwijl hij anderzijds bij de wijkagent alleen meldingen van overlast en criminaliteit in de woonomgeving heeft gedaan en niet van bedreigingen specifiek richting hem als individu en “dat iemand hem op zijn bek wil slaan”. Ook blijkt uit de overgelegde stukken (overzicht van de politiemeldingen) niet dat er sprake is van dreigingen of geweld tegen eiser. Evenmin heeft eiser aangifte gedaan van de gestelde intimidatie/bedreigingen.
Categorie D van artikel 9 van de Hvv: medische problematiek
6. De rechtbank stelt vast dat een GGD-arts op 25 mei 2021 een advies heeft uitgebracht. Dit advies is een deskundigenadvies, waarbij geldt dat verweerder hiervan mag uitgaan, als dit advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. [3]
6.1.
Uit het advies volgt, kort samengevat, dat de GGD-arts vaststelt dat geen sprake is van een medische noodzaak voor een urgentie huisvesting. Er is geen aantoonbare relatie tussen zijn problematiek en huisvesting. De klachten en beperkingen van eiser zijn al meerdere jaren in wisselende mate aanwezig en hebben betrekking op zowel werk- woon- als relationeel vlak. Deze problemen zijn eigenlijk al sinds zijn jeugd wisselend aanwezig, maar eerder heeft hij hier nooit aandacht aan besteed. De GGD arts heeft in zijn advies ook de informatie met betrekking tot zijn recent gestarte behandeling betrokken. Ook uit deze informatie komt naar voren dat de aanvallen die eiser ervaart en de toename van zijn klachten niet alleen in zijn woonsituatie plaatsvinden, maar in diverse dagelijks voorkomende situaties zoals boodschappen doen, huishouden en bij sociale afspraken. De GGD arts vindt het begrijpelijk dat eiser door de situatie in de buurt graag een andere woonplek zou hebben, maar concludeert dat dit geen medische noodzaak is. Voor de klachten en beperkingen heeft hij al eerder met succes een behandeling gehad. Daarnaast is de verwachting tot de recentelijke gestarte behandeling dat de klachten zullen afnemen en hij beter met zijn situatie zal kunnen omgaan.
6.2.
Nu het advies van de GGD arts blijk geeft van zorgvuldig onderzoek en daarnaast op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld, twijfelt de rechtbank niet aan de zorgvuldigheid van de besluitvorming van verweerder. In hetgeen eiser heeft aangevoerd over zijn medische toestand ziet de rechtbank geen concrete aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder niet van het GGD-advies uit mocht gaan. Eiser heeft met de overgelegde (medische) stukken (brief van Gezondheidscentrum Goverwelle van 22 september 2020, het A-Rea rapport van 13 november 2019 het Plan van aanpak van de gemeente van 21 november 2019 en de verklaring van de FortaGroup) en hetgeen is verklaard op zitting, geen twijfel aan de juistheid en volledigheid van het GGD-advies kunnen zaaien. Daarbij is van belang dat de verklaring van Gezondheidscentrum Goverwelle al door de GGD arts is meegewogen en geen aanleiding gaf om anders te adviseren. Daarbij speelt ook mee dat het aan de GGD-arts is om een beoordeling van de medische klachten in relatie tot een woonsituatie te kunnen maken en niet aan de behandelaar zelf. De informatie van A-rea ziet op een arbeidskundig belastbaarheidsonderzoek en werpt evenmin een ander licht op het advies van de GGD-arts, nu ook hieruit volgt dat de beperkingen van eiser al jaren bestaan en verdere behandeling verbetering in zijn situatie kan brengen. Verweerder heeft dan ook het advies van de GGD aan de besluitvorming ten grondslag kunnen leggen en de aanvraag om urgentie mogen afwijzen.
6.3.
Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding om over te gaan tot het benoemen van een onafhankelijke deskundige.
Had verweerder toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule?
7. Verweerder voert het zeer terughoudende beleid dat toepassing van de hardheidsclausule met name is bedoeld voor uitzonderlijke en schrijnende gevallen, gelet op het tekort aan sociale huurwoningen en de vele woningzoekenden in de regio Gouda. De rechtbank vindt dit beleid niet onredelijk. De situatie van eiser is dan ten opzichte van de vele andere mensen die gebrekkig zijn gehuisvest met de bijbehorende problemen, niet onderscheidend genoeg. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2022.
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Huisvestingsverordening Gouda 2019
Artikel 8. Randvoorwaarden voor urgentie
Voor het verlenen van een urgentieverklaring gelden de volgende randvoorwaarden:
a. de woningzoekende is ingezetene van de gemeente dan wel economisch of maatschappelijk gebonden aan de gemeente (met uitzondering van de woningzoekenden als bedoeld in artikel 9 categorie A, B en C) óf de woningzoekende is voor het voorzien in de dringend noodzakelijke behoefte aan woonruimte uitsluitend aangewezen op de gemeente;
b. de woningzoekende is ingeschreven in het door de verhuurder gehanteerde woonruimteverdeelsysteem;
c.de woningzoekende bevindt zich in een acute persoonlijke woongerelateerde noodsituatie, waarin het noodzakelijk is om binnen zes maanden te verhuizen. Dit geldt niet voor een urgentie op grond van volkshuisvestelijke indicatie (artikel 9 categorie N);
d. de noodsituatie is ontstaan buiten verwijtbare schuld van de woningzoekende;
e. de noodsituatie is niet door de woningzoekende op eigen kracht binnen zes maanden op te lossen;
f. de woningzoekende is voor het oplossen van de noodsituatie expliciet aangewezen op zelfstandige woonruimte, én
g. de woningzoekende heeft een belastbaar huishoudinkomen van maximaal 1,25 keer de inkomensgrens bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder a van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015. Dit geldt niet voor een urgentie op grond van volkshuisvestelijke indicatie (artikel 9 categorie N).
Artikel 9. Urgentiecategorieën
Een urgentieverklaring kan alleen worden afgegeven aan woningzoekenden die vallen in één van de volgende categorieën:
D. Medische problematiek
Woningzoekenden met een medische problematiek die verband houdt met woonruimte. De urgentie wordt zonder verdere beoordeling verleend indien aan de woningzoekende in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een verhuiskostenvergoeding wegens ontoereikende huisvesting is toegekend. Plaatsing op de wachtlijst van de Werkgroep Aangepaste Huisvesting is eveneens reden om de urgentie te verlenen. In alle andere gevallen beoordeelt een onafhankelijke medische instantie de medische situatie.
J. Geweld of bedreiging
Woningzoekenden die te maken hebben met geweld of bedreiging in of bij hun huidige woonruimte. Voorwaarde is dat er sprake is van zeer ernstige overlast in de vorm van geweld of reële bedreiging die tot gevolg heeft dat woningzoekende niet langer in de huidige woonruimte kan blijven wonen. De woningzoekende toont het geweld of de bedreiging aan door het overleggen van verklaringen van de (wijk)politie en/of van een of meer hulpverleningsinstanties;
Artikel 36. Hardheidsclausule
Het college kan de bepalingen in artikel 3, 7, 8, 9 en 16 van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte of vanwege een groot maatschappelijk belang leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Toepassing van dit artikel moet passen binnen de wet.

Voetnoten

1.categorie J van artikel 9: geweld of bedreiging, of categorie D van artikel 9 van de Huisvestingsverordening Gouda 2019: medische problematiek.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:628.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1437.