ECLI:NL:RBDHA:2022:12082
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing urgentieverklaring door college van burgemeester en wethouders van Gouda
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een woningzoekende, en het college van burgemeester en wethouders van Gouda, dat als verweerder optreedt. Eiser had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring vanwege overlast en intimidatie in zijn woonomgeving, alsook medische problemen die verergerd zouden worden door zijn huidige woonsituatie. Het college heeft deze aanvraag op 30 november 2020 afgewezen, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing is op 26 augustus 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 20 oktober 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat de afwijzing van zijn urgentieaanvraag onterecht was, zorgvuldig gewogen. Eiser voerde aan dat er sprake was van ernstige overlast en dat zijn medische klachten niet goed waren weergegeven in het advies van de GGD.
De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om de urgentieverklaring te weigeren. De rechtbank stelde vast dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van zeer ernstige overlast of bedreiging die zijn verblijf in de woning onhoudbaar maakte. Bovendien concludeerde de rechtbank dat het advies van de GGD, dat geen medische noodzaak voor urgentie huisvesting vaststelde, zorgvuldig was opgesteld en dat verweerder dit advies terecht had gevolgd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.