ECLI:NL:RBDHA:2022:12125

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
09/332102-21, 09/005234-22, 96/334698-21, 09/048174-22 en 09/107120-22 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Den Haag inzake meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, bedreiging, en drugsmisdrijven

Op 15 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten in de periode van juli 2021 tot en met maart 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onder andere opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel heeft vernield, mishandelingen heeft gepleegd, en in het bezit was van cocaïne. De tenlastelegging omvatte ook bedreiging van een politieambtenaar en het niet meewerken aan een bloedonderzoek. Tijdens de zitting op 1 november 2022 is de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, en heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, en heeft de verdachte vrijgesproken van enkele beschuldigingen. De bewezenverklaring omvatte onder andere mishandeling van slachtoffers en het onrechtmatig binnendringen in woningen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft ook een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van 12 maanden. De uitspraak is gedaan in het belang van de verkeersveiligheid en ter bescherming van de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/332102-21, 09/005234-22, 96/334698-21, 09/048174-22 en
09/107120-22 (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 15 november 2022
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1975 te [geboorteplaats] ( [land] ),
thans verblijvende op de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) Utrecht,
[adres 1] .

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 1 november 2022.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.A. Kamphuis, is op de terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. N.J. Ros heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, met aftrek van de 89 dagen die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 111 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de bij dagvaarding met parketnummer 09/048174-22 onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, het bij dagvaarding met parketnummer 09/005234-22 ten laste gelegde feit en de bij dagvaarding met parketnummer 09/107120-22 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 09/332102-21 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Met betrekking tot de strafmaat heeft de raadsman bepleit dat kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
dagvaarding met parketnummer 09/332102-21:1.
hij op of omstreeks 25 juli 2021 te Katwijk [slachtoffer 1] heeft mishandeld door [slachtoffer 1] in diens oksel, in elk geval in het lichaam te bijten en/of [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, in het gezicht te slaan/stompen;
2.
hij op of omstreeks 25 juli 2021 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk (de deur en/of muur/muren en/of plafond en/of vloer van) een politiecel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de politie ( [adres 3] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
dagvaarding met parketnummer 09/005234-22:hij op of omstreeks 17 augustus 2021 te Katwijk [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jou vermoorden", "Ik ga jou afmaken", "Ik snij je hart eruit" en/of "Ik ga je doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- in de richting van [slachtoffer 2] schietbewegingen met zijn handen te maken terwijl hij geluiden maakte die leken op pistoolschoten;
dagvaarding met parketnummer 96/334698-21:hij op of omstreeks 9 december 2021 te Leiden, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
dagvaarding met parketnummer 09/048174-22:1.
hij op of omstreeks 24 februari 2022 te Katwijk als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs, een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs was gevorderd en/of van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de Biltlaan, een motorrijtuig (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen;
2.
hij op of omstreeks 24 februari 2022 te Katwijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne en/of THC/cannabis, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
3.
hij op of omstreeks 24 februari 2022 te Katwijk, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
4.
hij op of omstreeks 24 februari 2022 te Katwijk opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,8 gram cocaïne gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 24 februari 2022 te Katwijk, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen, te weten
- een of meerdere weegschalen, en/of
- een hoeveelheid versnijdingsmiddelen (10,5 gram fenacetine), en/of
- een personenauto, en/of
- een of meerdere metalen bakjes en/of lepels en/of messen, en/of
- een (contant) geldbedrag van 275 euro
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te
vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
6.
hij op of omstreeks 24 juli 2022 te Katwijk [slachtoffer 3] heeft mishandeld door
- (met een hondenriem en/of met de vlakke hand) tegen de benen en/of in het gezicht, althans tegen het lichaam van [slachtoffer 3] te slaan, en/of
- tegen de benen, althans tegen het lichaam van [slachtoffer 3] te schoppen;
7.
hij op of omstreeks 25 juli 2022 te Katwijk opzettelijk en wederrechtelijk een glazen ruit en/of raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
8.
hij op of omstreeks 25 juli 2022 te Katwijk in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, gelegen aan [adres 2] bij een ander, te weten bij [slachtoffer 3] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
dagvaarding met parketnummer 09/107120-22:1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 maart 2022 tot en met 29 maart 2022 te Katwijk en/of te Leiden, althans te Nederland, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door [slachtoffer 3] :
- een of meermalen tegen de benen en/of het lichaam te schoppen, en/of
- een of meermalen tegen de armen en/of het gezicht en/of het lichaam te slaan,
en/of
- een of meermalen (met) een sleutelbos tegen de armen en/of het gezicht, althans tegen het lichaam te gooien;
2.
hij op of omstreeks 29 maart 2022 te Katwijk, althans in Nederland een bankpas en/of een telefoon en/of een tablet, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Vrijspraak

De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/048174-22 onder 2 en 5 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

Bewijsoverwegingen

Anders dan de raadsman heeft betoogd, komt de verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen beroep op noodweer toe met betrekking tot het bij dagvaarding met parketnummer 09/332102-21 ten laste gelegde. Het was juist [slachtoffer 1] die zich mocht verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door de verdachte, die vlak voor [slachtoffer 1] was gaan staan en met een vork in zijn gezicht stond te zwaaien, terwijl [slachtoffer 1] met zijn rug tegen de reling stond. Dat [slachtoffer 1] vervolgens ter zelfverdediging de verdachte in een houdgreep heeft genomen, acht de rechtbank niet disproportioneel.
De rechtbank volgt de raadsman evenmin in zijn verweer met betrekking tot het bij dagvaarding met parketnummer 09/005234-22 ten laste gelegde
,dat de uitlatingen van de verdachte niet een redelijke vrees bij Verkerke hebben kunnen opwekken. De uitlatingen van de verdachte waren van dien aard dat deze in het algemeen de vrees kunnen opwekken dat de verdachte uitvoering zou geven aan zijn dreigementen. Dat hij op dat moment al was geboeid, doet daaraan niet af, alleen al omdat hij ook na zijn invrijheidstelling daaraan uitvoering zou kunnen geven.
Ook het verweer van de raadsman met betrekking tot het bij dagvaarding met parketnummer 09/107120-22 onder 2 ten laste gelegde verwerpt de rechtbank. Het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening leidt de rechtbank af uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte, te weten het zonder toestemming meenemen van de bankpas, tablet en telefoon van de aangeefster en zich daarover (enige tijd) als heer en meester gedragen. Dat de verdachte mogelijk eerder wél toestemming had, zoals hij heeft verklaard, betekent niet dat hij dat deze keer ook had of daarvan uit mocht gaan.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte de hierna genoemde ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
dagvaarding met parketnummer 09/332102-21:1.
hij op 25 juli 2021 te Katwijk [slachtoffer 1] heeft mishandeld door [slachtoffer 1] in diens oksel te bijten en [slachtoffer 1] meerdere malen in het gezicht te slaan;
2.
hij op 25 juli 2021 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk de deur en muur en vloer van een politiecel, die aan de politie ( [adres 3] ) toebehoorden, onbruikbaar
heeftgemaakt;
dagvaarding met parketnummer 09/005234-22:hij op 17 augustus 2021 te Katwijk [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
- [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jou vermoorden", "Ik ga jou afmaken", "Ik snij je hart eruit" en "Ik ga je doodmaken en
- in de richting van [slachtoffer 2] schietbewegingen met zijn handen te maken terwijl hij geluiden maakte die leken op pistoolschoten;
dagvaarding met parketnummer 96/334698-21:hij op 9 december 2021 te Leiden als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
dagvaarding met parketnummer 09/048174-22:1.
hij op 24 februari 2022 te Katwijk als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de Biltlaan, een motorrijtuig (personenauto), van de categorie waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd;
3.
hij op 24 februari 2022 te Katwijk, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
4.
hij op 24 februari 2022 te Katwijk opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,8 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.
hij op 24 juli 2022 te Katwijk [slachtoffer 3] heeft mishandeld door
- met een hondenriem
tegen de benen van [slachtoffer 3] te slaan, en
- met de vlakke hand in het gezicht van [slachtoffer 3] te slaan;
7.
hij op 25 juli 2022 te Katwijk opzettelijk en wederrechtelijk een glazen ruit die aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft vernield;
8.
hij op 25 juli 2022 te Katwijk in de woning gelegen aan [adres 2] , bij [slachtoffer 3] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
dagvaarding met parketnummer 09/107120-22:1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 25 maart 2022 tot en met 29 maart 2022 te Katwijk en te Leiden, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door [slachtoffer 3] :
- meermalen tegen de benen te schoppen, en
- meermalen tegen de armen en het gezicht te slaan,
en
- een
maaleen sleutelbos tegen de armen te gooien;
2.
hij op 29 maart 2022 te Katwijk een bankpas en een telefoon en een tablet, die aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een periode van minder dan een jaar schuldig gemaakt aan twaalf strafbare feiten.
De verdachte heeft in zijn auto gereden terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. Door toch te gaan rijden heeft de verdachte zich niets aangetrokken van de hem betreffende invorderingsmaatregel. Daarnaast heeft de verdachte tot twee keer toe geen gehoor gegeven aan het bevel om mee te werken aan een bloedonderzoek, waarmee hij de regels omtrent verkeersveiligheid heeft genegeerd.
De verdachte heeft meerdere mishandelingen gepleegd. Daarmee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, met pijn en letsel tot gevolg. Zijn (ex-)vriendin had daarnaast, blijkens haar verklaringen, gevoelens van angst en onveiligheid door wat de verdachte haar heeft aangedaan. Zij is uit angst voor de verdachte zelfs haar huis uit gevlucht, toen hij zonder toestemming haar woning binnendrong. In de regel veroorzaken dergelijke feiten ook gevoelens van angst en onveiligheid bij anderen die daarvan getuige zijn. Met name het slaan van zijn (ex-)vriendin met een hondenriem acht de rechtbank ernstig.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de vernieling van een ruit in de woning van zijn (ex-)vriendin en het (tijdelijk) onbruikbaar maken van een politiecel door de deur, muur en vloer te besmeuren met koffie en bloed. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal. Hierdoor heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht en overlast veroorzaakt.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bezit van cocaïne. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en door het in bezit hebben van harddrugs heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van drugscriminaliteit.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieambtenaar en hem hierdoor vrees aangejaagd.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 oktober 2022. Daaruit blijkt dat de verdachte voordat hij bovengenoemde bewezen verklaarde feiten pleegde gedurende een lange periode niet met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadviezen van 19 augustus, 19 september en 21 oktober 2022. Samengevat komt hieruit naar voren dat de verdachte problemen heeft op het gebied van relaties, huisvesting, dagbesteding, middelengebruik en emotieregulatie. In diagnostische zin is er echter geen eenduidigheid. Er is betrouwbare, actuele diagnostiek nodig om te kunnen bepalen welke zorg en begeleiding nodig zijn om het hoge recidiverisico in te perken en om de verdachte gericht naar zorg toe te kunnen leiden. De verdachte is voor diagnostiek, in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, opgenomen in de FPA Utrecht. Hoewel het psychologisch onderzoek nog niet is afgerond, houdt de reclassering er rekening mee dat een aanvullende klinische en ambulante behandeling nodig zal zijn en dat de verdachte na zijn opname bij de FPA stabiele huisvesting nodig heeft via begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De reclassering adviseert daarom een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling voor diagnostiek (en behandeling), een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugs- en alcoholverbod en een contactverbod met [slachtoffer 3] . Het drugs- en alcoholverbod is nodig omdat er een direct verband is tussen het middelengebruik van de verdachte, zijn emotioneel welzijn, maatschappelijk functioneren en delictgedrag. Vanwege de destructieve relatie van de verdachte met [slachtoffer 3] , acht de reclassering een contactverbod aangewezen.
Straf
Gelet op de ernst en de veelheid van de feiten, acht de rechtbank een gevangenisstraf passend. De rechtbank zal een deel daarvan onvoorwaardelijk en een deel daarvan voorwaardelijk opleggen. Het op te leggen onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf is gelijk aan het voorarrest. Aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank een proeftijd van twee jaar verbinden, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, teneinde behandeling en begeleiding van de verdachte mogelijk te maken en het recidiverisico terug te dringen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan deze voorwaarden te houden. Gelet op de problematiek van de verdachte, gaat de rechtbank ervan uit dat na de diagnostiek verdere klinische behandeling nodig zal zijn, voor ten hoogste een jaar. Zij zal dit dan ook als voorwaarde opnemen. Mocht toch blijken dat kan worden volstaan met ambulante behandeling, dan kan om wijziging van de bijzondere voorwaarden worden verzocht. In afwijking van het reclasseringsadvies zal de rechtbank bepalen dat een kortdurende klinische opname bij een eventuele terugval alleen mogelijk is na rechterlijke goedkeuring (gelet op Hoge Raad 12 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1027) en dat het contactverbod geldt zolang de reclassering dat nodig vindt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarmee gevaar is veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van meer personen, te weten drie mishandelingen. Gelet hierop en op het door de reclassering als hoog ingeschatte recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van het zesde lid van dat artikel uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
In het belang van de verkeersveiligheid legt de rechtbank voor het tweemaal weigeren om mee te werken aan een bloedonderzoek, de verdachte tevens een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op, voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd dat zijn rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.

De voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst tot het moment dat in deze zaak einduitspraak wordt gedaan in eerste aanleg. Nu het op te leggen onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk is aan het voorarrest, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
In beslag genomen voorwerpen in de zaak met parketnummer 09/048174-22
Nu de verdachte van het op de dagvaarding met parketnummer 09/048174-22 onder 5 ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de teruggave van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten een bedrag van € 275,-, aan de verdachte gelasten.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp verbeurdverklaren. Dit voorwerp, te weten een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] , is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met betrekking tot dit voorwerp de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten zijn begaan. De verdachte wordt hierdoor niet onevenredig getroffen omdat het een auto betreft uit het bouwjaar 2002 die naar alle waarschijnlijkheid een geringe waarde heeft.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 138, 285, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 9, 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
  • 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/048174-22 onder 2 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/332102-21 onder 1 en 2, de bij dagvaarding met parketnummer 09/005234-22, de bij dagvaarding met parketnummer 96/334698-21, de bij dagvaarding met parketnummer 09/048174-22 onder 1, 3 en 4, en 6, 7 en 8 en de bij dagvaarding met parketnummer 09/107120-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 09/332102-21:

feit 1: mishandeling

feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 09/005234-22:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 96/334698-21:

overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994

Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 09/048174-22:

feit 1:overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994

feit 3:overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994

feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

feit 6:mishandeling

feit 7:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken

feit 8:in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen

Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 09/107120-22:

feit 1: mishandeling, meermalen gepleegd

feit 2:diefstal

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
90 (negentig) dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder de volgende bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem heeft gegeven en zich meldt na zijn klinische opname of tijdens klinische verloven op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Huisbezoeken door de reclassering kunnen onderdeel uitmaken van de meldplicht;
- dat de veroordeelde zich voor diagnostiek laat opnemen in een FPA of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt drie maanden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- dat de veroordeelde zich aansluitend op de opname voor diagnostiek voor behandeling laat opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt, maar niet langer dan een jaar. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- dat de veroordeelde zich, na opname voor diagnostiek en eventuele behandeling, ambulant laat behandelen door een instelling voor forensische geestelijke gezondheid en/of verslavingszorg, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Indien daartoe aanleiding is - zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld - kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, zal na rechterlijke goedkeuring de veroordeelde zich op laten nemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
- dat de veroordeelde, na opname voor diagnostiek en behandeling, verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- dat de veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- dat de veroordeelde geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 2] 1986), zolang de reclassering dit verbod nodig vindt;
geeft opdracht aan het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte verder tot:
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de
duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt, dat de tijd, dat het rijbewijs vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds ingevorderd of ingehouden is geweest bij de uitvoering van de hem opgelegde ontzegging geheel in mindering zal worden gebracht;
heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 09/048174-22;
gelast de teruggave van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten een geldbedrag van € 275,-;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp, te weten een personenauto van het merk Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.M. Loos, voorzitter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
mr. M.S. Neervoort, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. R.J. Groeneveld en C.I.J. van den Bogert, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 november 2022.