ECLI:NL:RBDHA:2022:12317
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.M.H. van der Poort - Schoenmakers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van artikel 8 EVRM en belangenafweging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Somalische man geboren in 1982, heeft een asielstatus in Italië en heeft een aanvraag ingediend om bij zijn partner en vier minderjarige kinderen in Nederland te verblijven. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM. De staatssecretaris heeft gesteld dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM in het nadeel van eiser uitvalt, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat er objectieve en subjectieve belemmeringen zijn om het gezinsleven in Italië uit te oefenen.
Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat er geen begin van bewijs is geleverd en dat er relevante bezwaargronden ongemotiveerd zijn gepasseerd. Tijdens de zitting is eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en was er een referente aanwezig. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat er sprake is van gezinsleven tussen eiser en zijn partner, maar dat de afwijzing van de verblijfsvergunning niet leidt tot een ongerechtvaardigde inbreuk op het recht op gezinsleven.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris de belangenafweging op juiste wijze heeft gemaakt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat het voor de kinderen van eiser niet mogelijk zou zijn om zich aan te passen aan een leven in Italië. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding.