ECLI:NL:RBDHA:2022:12340

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
NL22.20083
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving met betrekking tot Zweden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris stelde dat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, heeft aangevoerd dat zij vreest voor indirect refoulement, omdat er een evident en fundamenteel verschil zou zijn tussen het beschermingsbeleid voor Somaliërs in Nederland en Zweden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog geen beslissing is genomen op het verzoek om internationale bescherming van eiseres in Zweden. Eiseres heeft niet voldoende concrete aanknopingspunten aangedragen om aan te tonen dat het beschermingsbeleid in Zweden fundamenteel verschilt van dat in Nederland. De rechtbank oordeelt dat de percentages van inwilligingen van asielaanvragen in beide landen niet voldoende zijn om te concluderen dat eiseres in Zweden geen bescherming zou krijgen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en benadrukt dat het aan eiseres is om toestemming te geven voor het verstrekken van medische dossiers van haar kinderen in het kader van de geplande overdracht. De rechtbank concludeert dat de medische voorzieningen in Zweden vergelijkbaar zijn met die in Nederland en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen een week na bekendmaking van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20083
v-nummers: [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] eiseres

Mede namens haar minderjarige kinderen
[naam 2] en [naam 3],
(gemachtigde: mr. M.M.A.F.C. Lienaerts),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Bondarev).

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op de grond dat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.20084, op 10 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M.A. Hersi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Alhoewel eiseres zelf in de veronderstelling was dat er al op haar verzoek om internationale bescherming in Zweden was beslist, is in dit geval vast komen te staan dat er nog geen beslissing is genomen op haar verzoek om internationale bescherming in Zweden.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat zij vreest voor indirect refoulement, omdat er een evident en fundamenteel verschil is tussen het beschermingsbeleid voor Somaliërs in Nederland en Zweden.
3. Volgens vaste rechtspraak [1] kan een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid ertoe leiden dat moet worden aangenomen dat wegens dit verschil in beschermingsbeleid sprake is van een fundamentele systeemfout, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt in de zin van het Jawo-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. [2]
4. Het ligt op de weg van eiseres om concrete aanknopingspunten aan te dragen waaruit volgt dat het beschermingsbeleid in de verantwoordelijke lidstaat evident en fundamenteel verschilt van het beleid dat door de Nederlandse autoriteiten wordt gevoerd. Hierin is eiseres niet geslaagd. De in de beroepsgronden genoemde percentages van het aantal inwilligingen op asielaanvragen van Somaliërs in Zweden en Nederland is onvoldoende voor de conclusie dat een vreemdeling in de verantwoordelijke lidstaat op grond van het algemene beschermingsbeleid geen internationale bescherming krijgt, terwijl hij dat in Nederland in beginsel wel krijgt. Ook zijn er geen concrete aanknopingspunten naar voren zijn gebracht waaruit blijkt dat ook de rechter in Zweden eiseres niet zal beschermen tegen refoulement. De enkele verwijzing naar ‘review’ percentages is niet voldoende. Daarbij komt dat uit de informatie die eiseres zelf heeft overgelegd kan worden afgeleid dat Somalische asielzoekers vanuit Zweden niet worden uitgezet naar Somalië. Dat eiseres wellicht ‘refugee in orbit’ zou kunnen worden in Zweden is verder niet relevant voor de gestelde vrees voor indirect refoulement. Verder kan eiseres zich bij voorkomende problemen wenden tot de Zweedse autoriteiten of niet-gouvermentele organisaties.
5. De feiten en omstandigheden zoals eiseres die heeft aangevoerd zijn verder niet van zodanig bijzondere aard dat verweerder in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om wegens bijzondere individuele omstandigheden de behandeling van de asielaanvraag van eiseres aan zich te trekken. Het is verder aan eiseres om toestemming te geven voor het verstrekken van de medische dossiers van haar kinderen in het kader van de geplande overdracht. Daarbij komt dat de medische voorzieningen van Zweden vergelijkbaar zijn met die in Nederland.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2022 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1864.
2.ECLI:EU:C:2019:218.