Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 december 2021 met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met nadere producties;
- het tussenvonnis van 27 juli 2022 waarin een datum voor een mondelinge behandeling is bevolen;
- de nadere akte tevens houdende wijziging van eis in reconventie, met nadere producties;
- de akte met productie aan de zijde van [eiseres] ; en
- de mondelinge behandeling van 8 november 2022 waarvan aantekening is gehouden en waarvan de aantekeningen zijn opgenomen in het dossier van de griffier.
2.De feiten
LEVERING
rb.], die hierbij aanvaardt, ieder voor de onverdeeld helft:
het Verkochte”.”
birdnesting’-regeling om en om een week lang in de woning om vanuit daar de zorg aan hun dochter te kunnen geven. [gedaagde] is nadien in de woning blijven wonen.
3.Het geschil
in conventie
birdnesting-regeling alleen in de woning woont en [eiseres] sindsdien niet meer het gebruik en genot heeft van de woning welke haar in mede-eigendom toebehoort. Voor dat gemiste gebruik en genot dient [gedaagde] haar schadeloos te stellen, waarbij [eiseres] het redelijk acht dat [gedaagde] aan haar een vergoeding zal betalen gelijk aan het 50% aandeel in de eigenaarslaten en hypotheekrente van de woning.
Primair: a) [eiseres] in het kader van de verdeling en verrekening van de litigieuze woning € 15.165,47 toekomst, en b) [eiseres] aan achterstallige kosten € 2.427,81 dient te voldoen, en c) [eiseres] meewerkt binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis aan de overdracht van haar aandeel in de woning aan [gedaagde] ;
Subsidiair: a) [eiseres] in het kader van de verdeling en verrekening van de woning meewerkt aan een onpartijdige taxatie binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis, en b) [gedaagde] een termijn van vier maanden te gunnen om de financiering te verkrijgen;
Meer subsidiair:
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
naar aanleiding van de uitkomsten die benoemd zijn in dat gesprek’. Verder is in het bericht van mr [A] te lezen dat in een volgend persoonlijk gesprek, dat niet is doorgegaan, ingegaan zou worden op een urgentieverklaring – en waarvoor de concept-akte van verdeling (ook) nodig was – andere vraagstukken van de vermogensverdeling en het ouderschapsplan. Het e-mailbericht eindigt met de volgende zinnen: ‘
Mijn rol is dat ik jullie help om tot goede onderlinge afspraken te komen. Jullie maken uiteindelijk samen de afspraken en tekenen daarvoor. Ik wil jullie helpen om samen tot afspraken te komen. Om verder te gaan met z’n drieën is het commitment nodig van ieder van ons. Ik hoor graag hoe jullie verder willen gaan en of jullie willen dat ik jullie hierbij help. Als we verder gaan ben ik er voor jullie beiden, zoals dat voor mij tot nu tot ook al het geval was!’
commitmentvan alle betrokkenen nodig was, kan worden afgeleid dat hiervan in december 2019 geen sprake was. Tevens is niet gebleken dat de notaris ook een concept-akte heeft opgesteld, althans deze conceptakte is niet in het geding gebracht. In het algemeen geldt dat een instructie aan een notaris om een akte van verdeling op te stellen pas volgt op het moment dat tussen partijen overeenstemming bestaat. Dat in deze zaak geen conceptakte is opgesteld, geeft dan ook meer steun aan de stelling dat nog geen afspraken waren gemaakt in november 2019 dan dat het steun geeft aan de stelling dat wel afspraken zijn gemaakt. De rechtbank concludeert dan ook dat het in 4.4 aangehaalde bericht juist de stelling van [gedaagde] dat [eiseres] in oktober 2019 heeft ingestemd met een “uitkoopbedrag” van € 11.011,66 weerlegt. Gezien de inhoud van dit bericht en de betwisting van [eiseres] had [gedaagde] meer moeten aanvoeren waaruit blijkt dat partijen op 28 oktober 2019 wel bindende afspraken hebben gemaakt over de verdeling. Dat heeft hij echter nagelaten.
Eigendomsverhouding woning
Peildatum
Taxatie woning
Vergoedingsrecht
€ 52.252,98meer voldaan dan waartoe hij op basis van artikel 6:10 lid 1 BW gehouden is. Een en ander brengt mee dat [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 6:10 lid 2 BW op het moment van betaling op 31 mei 2017, jegens [eiseres] een regresvordering tot dat bedrag heeft gekregen.
€ 2.968,50bedraagt. De kosten voor de aankoopmakelaar komen ook voor vergoeding in aanmerking. [eiseres] heeft niet met stukken onderbouwd dat zij haar aandeel van de kosten voor de aankoopmakelaar betaald heeft. Uit het rapport van [X] en een in het geding gebracht bankafschrift blijkt dat deze kosten € 300 bedragen, zodat een regresvordering ontstaan is van
€ 150. De regresvordering met betrekking van de makelaarskosten voor de verkoop van de woning in [plaats 2] wordt afgewezen nu deze kosten niet zijn aangewend ten behoeve van de woning.
€ 55.372,48bedraagt. [eiseres] heeft een drietal verweren gevoerd waaruit volgens haar zou moeten volgen dat de regresvordering niet toewijsbaar is. De rechtbank zal deze verweren hierna beoordelen en concluderen dat geen van deze verweren slaagt.
Parl. Gesch. BW Boek 3,p. 394).
Hoogte vergoedingsrecht
€ 55.372,48
Eigenaarslasten
Gebruiksvergoeding