ECLI:NL:RBDHA:2022:12470
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J. van der Meer
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de echtheid van een huwelijk in het kader van verblijfsrecht EU/EER
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over de aanvraag van eiseres en haar zoon voor de afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. Eiseres en haar zoon, beiden van Ghanese nationaliteit, beogen verblijf bij referent. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, onderzoek heeft verricht naar de echtheid van het huwelijk tussen eiseres en referent op basis van relevante indicatoren. De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er sprake is van een schijnrelatie, die enkel bedoeld zou zijn om verblijfsrecht te verkrijgen. De indicator van het tijdsverloop tussen het huwelijk en de aanvraag in 2021 wordt door de rechtbank als contra-indicatie gezien. Bovendien heeft verweerder tijdens het gehoor niet doorgevraagd naar de reden van het huwelijk, wat de motivering van de afwijzing verder ondermijnt.
De rechtbank heeft het bestreden besluit van verweerder vernietigd en hem opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten van eiseres heeft toegewezen. De zaak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden bij het beoordelen van de echtheid van huwelijken in het kader van verblijfsrecht.