Op 17 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een ondernemer, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk. Dit besluit, genomen op 18 augustus 2022, verplichtte verzoeker om het bedrijfsmatig gebruik van zijn perceel voor manege- en paardenstallingsdoeleinden te staken en de mestopslag te verwijderen, op straffe van een dwangsom. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om schorsing van het besluit tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
Tijdens de zitting op 17 november 2022 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Een derde partij, die geuroverlast van de mestopslag claimt, was afwezig. De voorzieningenrechter heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. De rechter oordeelde dat het belang van verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening zwaarder weegt dan het belang van verweerder om direct handhavend op te treden. De voorzieningenrechter heeft de schorsing van het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar uitgesproken en verweerder opgedragen het griffierecht van € 184,- en proceskosten van € 1.518,- aan verzoeker te vergoeden.
De voorzieningenrechter motiveerde zijn beslissing door te stellen dat er een spoedeisend belang aanwezig is, omdat verweerder niet wil wachten met handhaving tot de beslissing op bezwaar. De lopende gesprekken tussen partijen over een oplossing voor het geschil en het belang van verzoeker om meer tijd te krijgen om voor de paarden een geschikt onderkomen te vinden, zijn ook in de afweging meegenomen. De rechter achtte de belangen van de derde partij, die geuroverlast ervaart, niet zwaarwegend genoeg om direct handhavend op te treden, vooral omdat de mestopslag al sinds 2005 bestaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.