ECLI:NL:RBDHA:2022:12687

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 6427
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke handhaving van gebruik en mestopslag op perceel

Op 17 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een ondernemer, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk. Dit besluit, genomen op 18 augustus 2022, verplichtte verzoeker om het bedrijfsmatig gebruik van zijn perceel voor manege- en paardenstallingsdoeleinden te staken en de mestopslag te verwijderen, op straffe van een dwangsom. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om schorsing van het besluit tot zes weken na de beslissing op bezwaar.

Tijdens de zitting op 17 november 2022 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Een derde partij, die geuroverlast van de mestopslag claimt, was afwezig. De voorzieningenrechter heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. De rechter oordeelde dat het belang van verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening zwaarder weegt dan het belang van verweerder om direct handhavend op te treden. De voorzieningenrechter heeft de schorsing van het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar uitgesproken en verweerder opgedragen het griffierecht van € 184,- en proceskosten van € 1.518,- aan verzoeker te vergoeden.

De voorzieningenrechter motiveerde zijn beslissing door te stellen dat er een spoedeisend belang aanwezig is, omdat verweerder niet wil wachten met handhaving tot de beslissing op bezwaar. De lopende gesprekken tussen partijen over een oplossing voor het geschil en het belang van verzoeker om meer tijd te krijgen om voor de paarden een geschikt onderkomen te vinden, zijn ook in de afweging meegenomen. De rechter achtte de belangen van de derde partij, die geuroverlast ervaart, niet zwaarwegend genoeg om direct handhavend op te treden, vooral omdat de mestopslag al sinds 2005 bestaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6427
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 november 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. T.E.M. Burghardt),
tegen

het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk, verweerder

(gemachtigde: N. Plug).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
[derde-partij 1]en
[derde-partij 2], te [woonplaats] ,

Procesverloop

Bij besluit van 18 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoeker op straffe van een dwangsom gelast om binnen zes weken (1) het bedrijfsmatig gebruik van het perceel aan de [adres] [huisnummer] en de daarop behorende bouwwerk(en) voor manege- en/of paardenstallingsdoeleinden te staken en gestaakt te houden en (2) de mestopslag ten behoeve van het bedrijfsmatig gebruik voor manege- en/of paardenstallingsdoeleinden te verwijderen en verwijderd te houden.
Verzoeker heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende de schorsing van het bestreden besluit tot zes weken na verzending van de beslissing op bezwaar.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is met bericht van verhindering niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan verzoeker.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
Spoedeisend belang
2. De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang voor het treffen van een voorziening aanwezig omdat verweerder niet wil wachten met handhaven tot aan de beslissing op bezwaar.
Belangenafweging
3. De voorzieningenrechter vindt het belang van verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening zwaarder wegen dan het belang van verweerder om direct tot handhaving over te kunnen gaan. De voorzieningenrechter acht hierbij van belang dat op dit moment gesprekken gaande zijn om tot een oplossing voor dit geschil te komen. Verzoeker heeft ook aangegeven tot een oplossing te willen komen. Nu deze gesprekken nog lopen, ziet de voorzieningenrechter niet in dat verweerder direct handhavend moet kunnen optreden. Verzoekers argument dat meer tijd nodig is om voor de paarden een geschikt onderkomen te vinden, weegt de voorzieningenrechter ook in het voordeel van verzoeker. De voorzieningenrechter ziet van de kant van verweerder geen (zwaarwegend) belang op grond waarvan de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht. Het belang van de derde partij die stelt geuroverlast van de mestopslag te ervaren, acht de voorziengingenrechter ook onvoldoende zwaarwegend. De mestopslag bestaat al sinds 2005. Niet valt in te zien waarom daar nu direct handhavend tegen moet worden opgetreden en dat niet kan worden gewacht totdat de besluitvorming is afgerond.
4. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E.L. Denters, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.