In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 16 november 2022, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], beroep ingesteld tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Westland. De zaak betreft de intrekking van hun bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) en de terugvordering van eerder betaalde bijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder de bijstandsuitkering per 1 april 2020 heeft geblokkeerd en later heeft opgeschort en ingetrokken, omdat eisers niet de gevraagde inlichtingen en gegevens hebben verstrekt. De rechtbank heeft de procesgang en de besluiten van verweerder uitvoerig besproken, waarbij het belang van de inlichtingenplicht van eisers centraal stond. De rechtbank oordeelde dat de verweerder op goede gronden het vermoeden had dat eisers niet meer recht hadden op bijstand, gezien de onduidelijkheid over hun financiële situatie en de betrokkenheid van eiser [eiser 1] bij verschillende ondernemingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van de betaalde bijstand rechtmatig waren, omdat eisers hun inlichtingenplicht hebben geschonden. De beroepen van eisers zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.