Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.[verzoekster 1] ,
2.[verzoeker] ,
3.[verzoekster 2] ,
1.Het procesverloop
- het inleidend verzoekschrift, binnengekomen bij de griffie op 23 juni 2021, met twaalf producties (nrs. 1 tot en met 6A);
- het verweerschrift van 30 juli 2021 met 19 producties (nrs. 1 tot en met 19);
- de brief van verzoekers van 9 augustus 2021;
- de brief van verzoekers van 10 september 2021 met negen (ongenummerde) producties;
- de brief van verzoekers van 20 september 2021 met zes producties (nrs. 3A, 3, 4B/C, ongenummerd, 12A en 2A);
- de brief van verzoekers van 22 oktober 2021 met acht producties (ongenummerd, 2A, 3A, 5, A, 14.1.2. 6 en 8);
- de brief van verzoekers van 15 november 2021 met drie producties (ongenummerd, 8 en 8A);
- de brief van de gemachtigde van verweerster met drie ontbrekende producties van het verweerschrift (nrs. 5, 6 en 19), alsmede aanvullende productie 20;
- de brief van verzoekers van 27 december 2021 met twee producties (A en B), alsmede een bundel met advocatenkosten;
- de brief van verzoekers van 7 februari 2022 met een productie (nr. 1A);
- de e-mail van de gemachtigde van verweerster van 10 februari 2022;
- het aanvullend verzoekschrift van 1 april 2022 met 25 producties (1 tot en met 25);
- de brief van verzoekers van 1 april 2022, binnengekomen bij de griffie op 31 mei 2022 met vijf ongenummerde producties;
- de e-mail van de gemachtigde van verzoekers van 23 juni 2022 met het verzoek de brief van verzoekers van 1 april 2022 aan te merken als productie 26 bij het aanvullend verzoekschrift;
- het aanvullend verweerschrift van 29 juni 2022 met tien producties (nrs. 22 tot en met 31);
- de e-mail van de gemachtigde van verweerster van 15 september 2022 met aanvullende productie 33;
- de akte overlegging producties tevens vermeerdering van eis, binnengekomen bij de griffie op 22 september 2022 met zeven aanvullende producties (nrs. 26 tot en met 32);
2.De feiten
Tussen de echtgenoten zal in hun aanstaand huwelijk geen enkele gemeenschap van goederen bestaan. In de akte van huwelijksvoorwaarden is opgenomen een beschrijving van huwelijksaanbrengst, waarin staat:
De ondergetekenden: A.[erflater en verweerster]
verklaren dat onder meer ten huwelijk wordt aangebracht door:[erflater]
: 1. Het één/derde onverdeeld aandeel in de boedel van [vader erflater] . 2. Het saldo van de te zijnen name gestelde depositorekening bij de Amsterdam-Rotterdam Bank N.V., te ’s-Hertogenbosch ten bedrage van ƒ 900.000,-; B[verweerster]
: Diverse aandelen, zomede de saldi van haar girorekening en van de te haren name gestelde bankrekening bij de Nederlandsche Middenstandbank N.V., een en ander ten totale waarde van ongeveer ƒ 20.000,--.
€ 1.112.616,20 bedraagt. Onder aftrek van het reeds uitbetaalde gedeelte van de vordering van verzoekers op de nalatenschap van € 100.000,- en de (geraamde) erfbelasting en ieders aandeel in de afwikkelingskosten stelt de executeur de (restant) vordering van ieder van verzoekers op de nalatenschap vast op een bedrag van
€ 157.337,--.
3.Het inleidende verzoek en het verweer daartegen
€ 833.383 + € 143.722 = € 2.102.667,68 (randnummer 90) dan wel op
€ 1.125.562,68 + € 560.414,31 (randnummer 91) = € 1.685.976,78; (2.) de erfdelen van ieder van de verzoekers en derhalve hun (niet-opeisbare) vordering op verweerster vast te stellen op € 525.666,92 dan wel € 421.494,20 dan wel op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag; dan wel subsidiair (3.) een deskundige te benoemen om (•) een berekening van het vermogen van erflater bij het aangaan van het huwelijk vast te stellen; (•) een berekening te maken van het vermogen dat door erflater en verweerster tijdens het huwelijk is verkregen; (•) onderzoek te doen naar het buitenlandsvermogen; (•) onderzoek te doen naar de vastgoedportefeuille; (•) een berekening te maken van de te verrekenen vermogens en; (•) het saldo van de nalatenschap van erflater vast te stellen; (4.) verweerster te veroordelen om op eerste verzoek van de deskundige de gescheiden boekhoudingen aan de deskundige ter beschikking te stellen van erflater en verweerster te rekenen vanaf 2002, in het bijzonder de vermogensrapportages van de effectenrekeningen met nr. [nummer 1] en [nummer 2] van 2002 t/m 2011 op verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat ze daarmee in gebreke blijft; (5.) verweerster te veroordelen in de kosten van de deskundige; (6.) verweerster te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van de te wijzen [geven] beschikking te bewijzen door het overleggen van een schriftelijke verklaring aan verzoekers of de deskundige van de ABN AMRO dat beide rekeningen die eindigen op [nummer 1] altijd op haar naam hebben gestaan, op verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat ze daarmee in gebreke blijft; (7.) verweerster te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van de te wijzen [geven] beschikking te bewijzen, door het overleggen van schriftelijke stukken, op welke wijze zij haar vermogen te rekenen vanaf 1976 heeft verkregen voor zover de door de kantonrechter te benoemen deskundige dat bewijs niet kan vinden en leveren en; meer subsidiair (8.) verzoekers machtiging te verlenen ex artikel 3:299 BW tot het opvragen van alle financiële administratie/bankafschriften van erflater in Nederland, België, Engeland, Zwitserland en Zuid-Afrika en (9.) zowel primair als subsidiair en meer subsidiair voor recht te verklaren dat verweerster haar aandeel in de (effecten)rekeningen met nr. [nummer 1] heeft verbeurd en haar te veroordelen om aan verzoekers te voldoen een bedrag van € 833.383,- en (10.) verweerster te veroordelen in de proceskosten.
€ 157.269,34 voor [verzoekster 2] en [verzoekster 1] en een bedrag van € 142.269,34 voor [verzoeker] , waarbij geldt dat die bedragen verminderd worden met de door de Belgische Belastingdienst op te leggen aanvullende aanslag erfbelasting per verzoeker.
4.De beoordeling
en/ofverweerster kwamen te luiden. Meer in het bijzonder gaat het daarbij om de beleggingsrekening bij ABN-AMRO MeesPierson, met nummer [rekeningnummer] (hierna: de [nummer 1]-rekening), waarvan het saldo ten tijde van het overlijden van erflater een bedrag van € 833.383,- bedroeg.
tot de gemeenschap behorende goederen. Daaruit volgt dat dit artikel alleen toepassing vindt in het geval er meerdere gerechtigden tot een goed zijn, bijvoorbeeld in het geval van een overlijden van een ongehuwde erflater met meerdere erfgenamen. Deze erfgenamen zijn dan gezamenlijk rechthebbende tot de goederen van de erflater en zijn, totdat verdeling van die goederen heeft plaatsgevonden, rechthebbende tot de onverdeelde gemeenschap van die goederen [2] . In het onderhavig geval is van een dergelijke gemeenschap geen sprake. In het testament van de erflater is bepaald dat de wettelijke verdeling van Boek 4, titel 3, afdeling 1 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is. Uit artikel 4:13 lid 2 BW, onderdeel van bedoelde afdeling 1, vloeit dan voort dat de overgebleven echtgenoot van rechtswege de goederen van de nalatenschap verkrijgt. Uit lid 3 van artikel 4:13 BW vloeit voort dat de kinderen een vordering krijgen ten laste van de overgebleven echtgenoot overeenkomende de waarde van hun erfdeel. Dat betekent dus dat verzoekers, anders dan in het hiervoor beschreven voorbeeld, geen mede-eigenaar of deelgenoot zijn van de goederen van de nalatenschap van erflater, maar slechts vorderingsgerechtigde.
opzettelijkhet bestaan van vermogensbestanddelen, meer in het bijzonder de [nummer 1]-rekening heeft verzwegen. Voor opzet zou tenminste van bewuste kwade wil aan de zijde van verweerster sprake moeten zijn, maar het feit dat de [nummer 1]-rekening enige tijd buiten beeld is gebleven is eerder het gevolg van de complexiteit van het vermogen van erflater dan te wijten aan opzettelijk verzwijgen. Immers, de [nummer 1]-rekening is ook buiten het beeld gebleven van de executeur, die, gelet het feit dat hij notaris of oud-notaris was of is, geacht mag worden expertise te hebben in het rechercheren van opengevallen nalatenschappen. Daarnaast hebben verzoekers niet het standpunt van verweerster bestreden dat zij door erflater grotendeels buiten het beheer van hun beider vermogen werd gehouden, waardoor zij wellicht (ook) niet op de hoogte was van het bestaan van de [nummer 1]-rekening.
€ 893.028,17. Niettemin zal de kantonrechter dit verschil corrigeren ten opzichte van de door de executeur uitgevoerde berekening van de vordering van ieder van de verzoekers op verweerster, als volgt:
€ 142.842,69.