ECLI:NL:RBDHA:2022:12851
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning bijstandsuitkering met terugwerkende kracht in verband met bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Den Haag, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarin haar bezwaar tegen de toekenning van een bijstandsuitkering werd afgewezen. Eiseres had aanvankelijk op 22 augustus 2019 een bijstandsuitkering aangevraagd, maar deze aanvraag ingetrokken. Na meerdere aanvragen en afwijzingen, werd haar uiteindelijk op 21 december 2020 een bijstandsuitkering toegekend met ingang van 1 december 2020. Eiseres stelde dat zij recht had op bijstand met terugwerkende kracht vanaf 29 augustus 2019, omdat zij in die periode dakloos was en niet in staat was om de gevraagde informatie te verstrekken. De rechtbank heeft de zaak op 10 november 2022 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat er bijstand verleend zou moeten worden voor de periode vóór de aanvraagdatum. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende had onderbouwd waarom zij niet eerder een aanvraag had kunnen indienen en dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet werd gevolgd, omdat er geen bewijs was van de door eiseres gestelde toezegging van een consulent. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.