ECLI:NL:RBDHA:2022:12851

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
SGR21/33778
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijstandsuitkering met terugwerkende kracht in verband met bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Den Haag, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarin haar bezwaar tegen de toekenning van een bijstandsuitkering werd afgewezen. Eiseres had aanvankelijk op 22 augustus 2019 een bijstandsuitkering aangevraagd, maar deze aanvraag ingetrokken. Na meerdere aanvragen en afwijzingen, werd haar uiteindelijk op 21 december 2020 een bijstandsuitkering toegekend met ingang van 1 december 2020. Eiseres stelde dat zij recht had op bijstand met terugwerkende kracht vanaf 29 augustus 2019, omdat zij in die periode dakloos was en niet in staat was om de gevraagde informatie te verstrekken. De rechtbank heeft de zaak op 10 november 2022 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat er bijstand verleend zou moeten worden voor de periode vóór de aanvraagdatum. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende had onderbouwd waarom zij niet eerder een aanvraag had kunnen indienen en dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet werd gevolgd, omdat er geen bewijs was van de door eiseres gestelde toezegging van een consulent. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3378

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. O. Batur),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: L.J. van der Zwart).

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2020 heeft verweerder aan eiseres een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) toegekend met ingang van 1 december 2020. Bij wijzigingsbesluit van 2 april 2021 heeft verweerder de ingangsdatum van de uitkering veranderd in 5 november 2020.
In het besluit van 19 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van een tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres heeft op 22 augustus 2019 een bijstandsuitkering aangevraagd. Op 28 augustus 2019 heeft eiseres deze aanvraag ingetrokken.
1.2
Op 29 augustus 2019 heeft eiseres opnieuw een bijstandsuitkering aangevraagd. Bij besluit van 18 november 2019 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat niet is vast te stellen of eiseres recht heeft op bijstand, omdat zij niet alle gevraagde gegevens verstrekt heeft. Bij besluit van 16 juni 2020 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft eiseres geen beroep ingesteld waardoor het besluit in rechte vast is komen te staan.
1.3.
Op 5 februari 2020 en op 6 juli 2020 heeft eiseres wederom een bijstandsuitkering aangevraagd. Bij besluiten van 25 februari 2020 en 14 juli 2020 heeft verweerder deze aanvragen buiten behandeling gesteld. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, waardoor deze in rechte zijn komen vast te staan.
2.1
Op 14 december 2020 heeft eiseres nogmaals een bijstandsuitkering aangevraagd. Bij besluit van 21 december 2020 heeft verweerder aan eiseres vanaf 1 december 2020 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande toegekend. Bij besluit van
2 april 2021 heeft verweerder de ingangsdatum van de uitkering veranderd in 5 november 2020.
2.2
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiseres zich eerst op
5 november 2020 opnieuw heeft gemeld voor een bijstandsuitkering.
3. In beroep voert eiseres aan dat haar met terugwerkende kracht met ingang van
29 augustus 2019 bijstand toegekend had moeten worden. Eiseres stelt dat er in haar geval sprake is van bijzondere omstandigheden. Zij was in die periode dakloos, waardoor het voor haar niet mogelijk was de door verweerder gevraagde informatie in te leveren. Daarnaast weigerde haar ex-partner medewerking te verlenen en stukken te geven en kon zij door corona niet op gesprek komen. Verweerder was daarvan op de hoogte en desondanks verzocht verweerder herhaaldelijk om dezelfde gegevens. Verder doet eiseres een beroep op het vertrouwensbeginsel. Een consulent van verweerder heeft toegezegd dat eiseres met terugwerkende kracht een bijstandsuitkering zou ontvangen maar eiseres verkeert hieromtrent in bewijsnood. Ter zitting heeft eiseres nog aangegeven dat haar beroep zich niet richt tot de periodes waarover al (inhoudelijke) besluitvorming heeft plaatsgevonden.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat over een periode die ligt vóór de datum van de aanvraag en waarover nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden in beginsel geen bijstand wordt verleend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken wanneer bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen.
4.2
De rechtbank constateert dat over de periodes van 19 november 2019 tot en met 4 februari 2020, 26 februari 2020 tot en met 5 juli 2020 en 14 juli 2020 tot en met 4 november 2020 nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden.
4.3
De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep van eiseres op bijzondere omstandigheden als volgt. De rechtbank volgt eiseres niet. De rechtbank is niet gebleken dat haar dakloosheid een belemmering vormde om een aanvraag om bijstand in te dienen. Immers, op 5 februari 2020 en 6 juli 2020 is zij wel in staat geweest om een aanvraag om bijstand in te dienen. Voor zover eiseres betoogd heeft dat zij niet in staat was om een aanvraag in te dienen omdat zij de gevraagde gegevens niet kon leveren omdat haar ex-partner weigerde medewerking te verlenen en zij door corona niet op gesprek kon komen, slaagt deze grond niet. Verweerder heeft eiseres meerdere malen verzocht om aanvullende informatie. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom zij niet eerder dan in december 2020 uitleg heeft kunnen geven aan verweerder over de stortingen op haar rekening, de aankopen en het per september 2019 opgeheven bedrijf. In zoverre is geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder redelijkerwijs had moeten afwijken van het uitgangspunt dat over een periode die vóór de aanvraagdatum ligt, in principe geen bijstand wordt verleend.
4.4
De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep op het vertrouwensbeginsel als volgt. De rechtbank volgt eiseres niet. De rechtbank is niet gebleken van de door eiseres gestelde opmerking van een consulent. De loutere stelling van eiseres dat een dergelijke opmerking is gemaakt is daarvoor onvoldoende. Verweerder heeft terecht geen aanleiding gezien om bijstand toe te kennen met ingang van een eerdere datum dan 5 november 2020.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Noort, rechter, in aanwezigheid van E.T. Rietbroek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.