ECLI:NL:RBDHA:2022:13109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
NL21.20251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en vaststelling van leeftijd en nationaliteit van een Syrische asielzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische asielzoeker, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had op 3 december 2021 een verblijfsvergunning asiel verleend, maar de eiser was het niet eens met de vaststelling van zijn geboortedatum en nationaliteit. Eiser stelde dat hij geboren was op 25 augustus 2004 en dat hij staatloos was, terwijl de Staatssecretaris uitging van een geboortedatum van 25 augustus 2000 en de Syrische nationaliteit. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de geboortedatum van eiser niet werd gevolgd en dat de vaststelling van de Syrische nationaliteit niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de Staatssecretaris op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere motiveringsgebreken in acht genomen moesten worden. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.518,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.20251
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. J.W.F. Noot),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Omar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In het bestreden besluit heeft verweerder aan eiser een asielvergunning verleend. Verweerder is er daarbij vanuit gegaan dat eiser [eiser] heet, dat hij is geboren op [geboortedatum 1] 2000 en dat hij de Syrische nationaliteit heeft.
2. Eiser is het niet eens met de vaststelling van zijn leeftijd en zijn nationaliteit door verweerder. Eiser stelt dat hij [eiser] heet en dat hij is geboren op [geboortedatum 2] 2004. Dit betekent dat hij minderjarig was toen hij op 18 februari 2021 zijn asielaanvraag indiende en dat verweerder er ten onrechte vanuit gaat dat hij toen meerderjarig was. Eiser stelt verder dat hij afkomstig is uit Syrië, dat hij behoort tot de maktoumeen-Koerden en dat hij staatloos is.
Over de leeftijd
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom de gestelde leeftijd van eiser niet is gevolgd en waarom verweerder uitgaat van de geboortedatum [geboortedatum 1] 2000. Dit is in strijd met het beleid1 van verweerder.
5. In het verweerschrift en op de zitting heeft verweerder alsnog gemotiveerd waarom uit is gegaan van de geboortedatum [geboortedatum 1] 2000. Verweerder heeft toegelicht dat er in Nederland twijfel bestond over de door eiser opgegeven leeftijd. Twee verbalisanten van AVIM hebben namelijk geconcludeerd dat eiser op grond van lichamelijke kenmerken en gedrag evident meerderjarig is. Een medewerker van verweerder heeft vervolgens geconcludeerd dat op grond van uiterlijke kenmerken en gedrag twijfel bestond over eisers gestelde leeftijd. Omdat er in Nederland twijfel bestond, heeft verweerder gegevens opgevraagd uit Italië. Uit die gegevens bleek dat eiser in Italië geregistreerd is met twee geboortedata, namelijk [geboortedatum 1] 2000 en [geboortedatum 2] 2004. Verweerder is vervolgens uitgegaan van de geboortedatum [geboortedatum 1] 2000, omdat eiser in Italië kennelijk niet duidelijk is geweest over zijn geboortedatum en omdat hij daar geregistreerd staat als meerderjarige.
6. De rechtbank is van oordeel dat de vaststelling van eisers leeftijd door verweerder, zoals beschreven in alinea 4, onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd.
De rechtbank kan allereerst de verwijzing van verweerder naar de conclusie van AVIM niet volgen. In het proces-verbaal van 18 februari 2021, opgemaakt door twee verbalisanten van de AVIM, is geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is. Uit het proces-verbaal blijkt echter dat de verbalisanten, behalve een zichtbare adamsappel, geen lichamelijke kenmerken bij eiser hebben geconstateerd die duiden op meerderjarigheid. Uit het proces-verbaal blijkt verder dat de verbalisanten hebben geconstateerd dat eiser tijdens het gehoor erg nerveus was, dat zijn verhaal niet duidelijk was, dat het leek alsof hij zijn verhaal heeft ingestudeerd en dat hij moeite had om in deze verhaallijn te volharden. De rechtbank ziet niet in hoe de verbalisanten op grond van deze waarnemingen hebben kunnen concluderen dat eiser evident meerderjarig is.
De rechtbank kan bovendien niet volgen op basis waarvan verweerder bij het bestaan van twee registraties in Italië de keuze heeft gemaakt om van één registratie ( [geboortedatum 1] 2000) uit te gaan. In het beleid2 van verweerder staat namelijk dat, indien de vreemdeling in één lidstaat met meerdere leeftijden is geregistreerd, verweerder zal moeten achterhalen welke geboortedatum in die lidstaat wordt aangehouden. Verweerder heeft gehandeld in strijd met dit beleid omdat verweerder blijkens de ter zitting gegeven toelichting niet heeft onderzocht welke geboortedatum door de Italiaanse autoriteiten wordt gevolgd. De rechtbank merkt daarbij op dat eiser in Italië geregistreerd staat onder de naam [eiser] met geboortedatum [geboortedatum 2] 2004 en onder de naam [eiser] met geboortedatum [geboortedatum 1] 2000. De rechtbank ziet niet in waarom verweerder eiser wel volgt in zijn gestelde naam, [eiser] , maar niet in de daarmee corresponderende geboortedatum in de Italiaanse registratie.
1. Werkinstructie 2018/19 over leeftijdsbepaling (WI 2018/19), paragraaf 2.6.
2 WI 2018/19, paragraaf 2.3.3.
Over de nationaliteit
7. In het beroepschrift heeft eiser aangevoerd dat hij staatloos is. Ter zitting heeft eiser desgevraagd toegelicht dat hij hiermee niet heeft willen aanvoeren dat in het bestreden besluit had moeten staan dat hij staatloos is. Aan de vaststelling van staatloosheid zijn immers meerdere voorwaarden verbonden. Eiser heeft verduidelijkt dat hij stelt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte uit is gegaan van de Syrische nationaliteit en dat verweerder de nationaliteit van eiser had moeten vaststellen als onbekend.
8. In het verweerschrift en op de zitting heeft verweerder gemotiveerd waarom uit is gegaan van de Syrische nationaliteit. Verweerder heeft toegelicht dat dit niets te maken heeft met de registraties in Italië, maar dat dit is gebaseerd op de eigen verklaring van eiser dat hij de Syrische nationaliteit heeft, die hij in Nederland heeft afgelegd. Verweerder heeft verwezen naar de asielaanvraag en naar pagina 1 van het verslag van het nader gehoor. Verweerder heeft verder het standpunt ingenomen dat eiser in de correcties en aanvullingen bij het aanmeldgehoor weliswaar heeft vermeld dat hij staatloos is, maar dat dit niet kan worden gezien als werkelijk ageren tegen de vaststelling van de Syrische nationaliteit. Verweerder heeft er tot slot op gewezen dat eiser in zijn correcties en aanvullingen bij het aanmeldgehoor en het nader gehoor, in het pro-forma beroepschrift en in de gronden van beroep zelf heeft vermeld dat hij de Syrische nationaliteit heeft.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom voor eiser uit is gegaan van de Syrische nationaliteit. De rechtbank ziet in het proces-verbaal van het gehoor bij AVIM en in de verslagen van het aanmeldgehoor en het nader gehoor nergens dat eiser uitdrukkelijk is gevraagd welke nationaliteit hij heeft en ook niet dat eiser uit eigen beweging heeft verklaard dat hij de Syrische nationaliteit heeft.
Dat op de asielaanvraag en op pagina 1 van het verslag van het nader gehoor (en tevens op pagina 1 van het proces-verbaal en op pagina 1 van het aanmeldgehoor) ‘schematisch’ is weergegeven dat eiser de Syrische nationaliteit heeft, acht de rechtbank onvoldoende, omdat onduidelijk is hoe dit hier terecht is gekomen. Eiser heeft immers consistent verklaard dat hij een niet-geregistreerde Koerd is uit Syrië en dat hij staatloos is. De rechtbank verwijst naar pagina 2 van het proces-verbaal, pagina 6 van het verslag van het aanmeldgehoor en pagina 4 van het verslag van het nader gehoor.
Eiser heeft ook in de correcties en aanvullingen bij het aanmeldgehoor erop gewezen dat hij niet geregistreerd is in Syrië en dat hij staatloos is. De rechtbank kan het standpunt van verweerder, dat dit niet kan worden gezien als het werkelijk opkomen tegen de vaststelling van de Syrische nationaliteit, niet volgen. De correcties en aanvullingen vormen immers een belangrijk onderdeel in de beoordeling van het asielrelaas en het is aan verweerder om kenbaar te maken op welke wijze deze in de beoordeling worden betrokken.
Voor wat betreft de omstandigheid dat de gemachtigde van eiser in de kop van zijn stukken heeft opgenomen dat eiser de Syrische nationaliteit heeft, is van belang dat de gemachtigde van eiser ter zitting heeft toegelicht dat eiser zo in zijn registratie terecht is gekomen, in navolging van de registratie van verweerder. De rechtbank acht deze verklaring niet onaannemelijk. Bovendien is deze omstandigheid van ondergeschikt belang aan het feit dat eiser consistent heeft verklaard dat hij een niet-geregistreerde Koerd is uit Syrië en heeft verklaard dat hij staatloos is.
Conclusie
10. Uit alinea 3 en 8 volgt dat het bestreden besluit motiveringsgebreken bevat. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin is vastgesteld dat eiser is geboren op [geboortedatum 1] 2000 en dat hij de Syrische nationaliteit heeft. Uit alinea 5 en 8 volgt dat de motivering die verweerder in de beroepsfase heeft gegeven (ook) niet volstaat. Uit deze motivering blijkt daarnaast dat de vaststelling van de leeftijd van eiser onzorgvuldig is verlopen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank ziet ook geen reden om zelf in de zaak te voorzien, omdat het op de weg van verweerder ligt om het bestreden besluit te baseren op een deugdelijk onderzoek en deugdelijk te motiveren. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen omdat onzeker is wanneer het door verweerder te verrichten onderzoek kan worden afgerond. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van tien weken.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarin is vastgesteld dat eiser is geboren op 25 augustus 2000 en dat hij de Syrische nationaliteit heeft;
  • draagt verweerder op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 juni 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.