ECLI:NL:RBDHA:2022:13110
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Ugandese vrouw op basis van ongeloofwaardig asielrelaas met betrekking tot lesbische geaardheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in de asielprocedure van een Ugandese vrouw die asiel had aangevraagd in Nederland. De eiseres, die ook een verblijfsvergunning voor haar minderjarige kind vroeg, had problemen ondervonden in Uganda vanwege haar lesbische geaardheid. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat het asielrelaas van de eiseres als ongeloofwaardig werd beschouwd. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres behandeld op 22 april 2022, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de verklaringen van de eiseres over haar seksuele geaardheid en de problemen die zij in Uganda heeft ervaren, kritisch beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende inzicht had gegeven in haar situatie en de omstandigheden waaronder zij haar geaardheid heeft ervaren. De rechtbank volgde de redenering van de Staatssecretaris dat de verklaringen van de eiseres inconsistent en oppervlakkig waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de eiseres geen recht heeft op een verblijfsvergunning asiel. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 juni 2022 en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.