Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 december 2021 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde stukken;
- de akte na tussenvonnis d.d. 16 maart 2022 van de zijde van [Advocatenkantoor I], met productie 23;
- de akte na tussenvonnis d.d. 16 maart 2002 van de zijde van [gedaagde], met de producties 11 tot en met 14;
- de (antwoord)akte na tussenvonnis van 8 juni 2022 van de zijde van [Advocatenkantoor I], met de producties 24 en 25;
- het bericht van de rolgriffier aan partijen van 6 juli 2022 dat [gedaagde] in de gelegenheid wordt gesteld uitsluitend te reageren op de door [Advocatenkantoor I] bij (antwoord)akte van 8 juni 2022 gegeven reactie op de bezwaren van [gedaagde] op de facturen van [Advocatenkantoor I];
- het B7-formulier van 14 oktober 2022 van de zijde van [Advocatenkantoor I] met het verzoek te mogen reageren op laatstgenoemde antwoordakte van [gedaagde] voor zover daarin nieuwe verweren en nieuwe standpunten zijn opgevoerd;
2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie
’After you win, you can pay.’), getuigt van een heel andere bedoeling, namelijk die tot voortzetting van de dienstverlening door [Advocatenkantoor I].
wildepraten over de openstaande facturen. Daarmee is echter nog niet gegeven dat en, zo ja, in welke zin hij toen tegen de openstaande facturen heeft geprotesteerd. Dit is ook overigens niet gebleken.
‘can not be held responsible for the services provides by such foreign legal counsel’. [gedaagde] vraagt in de mail aan [Advocatenkantoor I] om [Advocatenkantoor IV] te verzoeken geen extra kosten in rekening te brengen bij verlies van het hoger beroep in de ontslagzaak. Daarbij heeft [gedaagde] niet geklaagd over de hoogte van de door [Advocatenkantoor I] verzonden facturen, noch heeft hij de inhoud daarvan ter discussie gesteld. Anders dan [gedaagde] meent, stond het ontbreken van een nadere specificatie van de facturen hieraan niet in de weg. Bij iedere factuur was een overzicht van de uitgevoerde diensten gevoegd, naar aanleiding waarvan [gedaagde] desgewenst de nodige vragen en/of opmerkingen had kunnen maken, of had kunnen klagen over de wijze van dienstverlening en/of het daarvoor in rekening gebrachte ereloon. Een opgave ureninzet was daarvoor op zichzelf niet nodig. In de benoeming door [gedaagde], in zijn e-mail, van de onduidelijke rol van [A] (partner bij [Advocatenkantoor I]) in het kader van het contracteren met de Nederlandse advocaten en het daaraan toegekende resultaat (
‘duplicated invoices’en
‘we have the horrible feeling of being deceived by the lawyers’) kan evenmin een voldoende concreet protest tegen specifieke facturen van [Advocatenkantoor I] worden gelezen.
2.11.1. Voorafgaand aan de dienstverlening door [Advocatenkantoor I] is een
Engagement Letterd.d. 17 februari 2014 opgemaakt met een beschrijving van (onder meer) de te verlenen diensten, het hiervoor in rekening te brengen uurloon (ereloon) en de verschuldigde nalatigheidsinteresten bij wanbetaling (1,5% per maand). De Engagement Letter is door [gedaagde] ondertekend en [Advocatenkantoor I] is overgegaan tot uitvoering van de daarin verwoorde dienstverlening.
“Please pay attention to my letter of 30.11.2016 one more time! You didn’t answered for my questions. I asked you to write me the name of your Insurance Company and send me ONLY invoices concerning specific case. If you don’t know about our relationship with your team and if you have any questions you could ask them about it.”
(‘After you win, you can pay’), anders gezegd: dat voor wat betreft het ereloon van [Advocatenkantoor I] vanaf februari 2015
no cure no payis overeengekomen, is door [Advocatenkantoor I] betwist en is door [gedaagde] op geen enkele wijze feitelijk onderbouwd. De beschikbare documentatie bevat geen enkele aanwijzing voor een
no cure no payafspraak met [Advocatenkantoor I]. Bovendien valt deze niet te rijmen met de door haar aan [gedaagde] verzonden herinneringsbrieven en aanmaningen.
2.14. De uitkomst van het voorgaande is dat [gedaagde] geacht moet worden de facturen van [Advocatenkantoor I] te hebben aanvaard. [gedaagde] heeft daarmee de mogelijkheid verwerkt om zich nog te kunnen beroepen op ontbinding van de overeenkomst in verband met de door hem gestelde tekortkomingen door [Advocatenkantoor I]. De buitengerechtelijke ontbinding op 11 maart 2020 heeft daarom niet rechtsgeldig plaatsgevonden en heeft dus geen effect gehad. Aan een inhoudelijke beoordeling van de vermeende tekortkomingen wordt niet toegekomen.
- griffierecht € 639,00
- exploot € 566,33
- salaris advocaat
€ 1.114,00Totaal € 2.319,33
De beslagkosten zullen tot dit totaalbedrag worden toegewezen. De hierover gevorderde rente zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld.
- griffierecht (excl. beslagrekest) € 1.353,00
- explootkosten € 83,52
- salaris advocaat (4½ punt x tarief IV à € 1.114)
€ 5.013,00Totaal € 6.449,52
De over de proceskosten gevorderde rente zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld.
Uitvoerbaar bij voorraad verklaring