ECLI:NL:RBDHA:2022:13151

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
NL21.6807
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr.drs. S. van Lokven
  • mr. A.F.C.J. Mosheuvel
  • mr. G.J. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning asiel en inreisverbod van tien jaar wegens ernstige bedreiging voor de openbare orde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Syrische nationaliteit houder, tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel en de oplegging van een inreisverbod van tien jaar. Eiser had eerder een verblijfsvergunning asiel verkregen, maar deze werd ingetrokken op basis van een onherroepelijke veroordeling in Spanje voor een ernstig drugsmisdrijf. De rechtbank overwoog dat de veroordeling van eiser, die resulteerde in een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden, een actuele en ernstige bedreiging voor de openbare orde vormde. Eiser had in 2014 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar zijn verleden als bemanningslid op een schip dat betrokken was bij drugssmokkel leidde tot de intrekking van zijn vergunning. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de nationale veiligheid en openbare orde zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van eiser, waaronder zijn gezinsleven met zijn zoon in Nederland. Eiser had geen sterke banden met Nederland en zijn verblijf was relatief kort in vergelijking met zijn lange detentie in Spanje. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6807

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. K. Benchaïb),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

ProcesverloopBij besluit van 30 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 26 april 2014. Daarnaast is de op 22 januari 2020 ingediende aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Verder is bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor een van de in een asielprocedure ambtshalve te verlenen verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd. Daarnaast is nog bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten en is hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van tien jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 9 november 2022 een briefverweer aan het dossier toegevoegd.
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1997 en heeft de Syrische nationaliteit. Hij heeft hier te lande op 26 april 2014 een aanvraag gedaan tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Nadat de Spaanse autoriteiten het zogenoemde claimverzoek van verweerder hebben afgewezen, heeft verweerder eiser op 3 juli 2014 bericht dat zijn asielaanvraag in de nationale procedure zal worden behandeld. Verweerder heeft eiser bij besluit van 17 oktober 2014 in het bezit gesteld van een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, geldig van 26 april 2014 tot 26 april 2019.
In het aanmeldgehoor van 26 april 2014 heeft eiser verklaard dat hij niet in Syrië kon blijven vanwege de oorlog. Hij heeft Syrië op 2 februari 2014 verlaten. Hij is via Libanon naar Turkije gegaan en is op een schip gaan werken. Hij heeft de kapitein van de boot € 820,- betaald om hem naar een Europees land te brengen. Toen ze in internationale wateren voeren kwamen er gemaskerde Marokkanen aan boord. Ze hadden ‘wat’ drugs volgens eiser. De bemanning werd rond 15 of 16 maart 2014 door de Spaanse autoriteiten op zee aangehouden en naar de gevangenis gebracht. Hij is door de rechter vrijgesproken en hij heeft daar ook documenten van. Mensen die op internationale zee zijn aangehouden, worden vrijgelaten. Ze wisten ook dat hij niks met de drugs te maken had. Hij werkte aan boord. De rechter had gezegd dat wie wil blijven mag blijven en wie weg wil gaan mag weggaan. Eiser zei dat hij naar Nederland wilde. Zijn advocaat zei dat hij naar Nederland kon gaan. Eiser werd na zijn vrijlating naar het Rode Kruis in Malaga gebracht. Na drie dagen moest hij naar het politiebureau komen. Zijn zee-paspoort werd ingenomen en hij kreeg een document zodat hij zich in Spanje vrij kon bewegen. Hij heeft de politie verteld dat hij naar Nederland wilde. Ze zeiden dat hij dan met een ticket terug moest komen zodat zij zijn paspoort konden teruggeven. Eiser heeft een ticket gekocht, maar hij kreeg zijn paspoort niet terug. Daarna is hij met de bus naar Nederland gegaan. Hij was ook bang dat Spanje hem naar Syrië zou sturen.
In het eerste gehoor van 1 juli 2014 heeft eiser verklaard dat hij Syrië op legale wijze heeft verlaten. Hij heeft wel steekpenningen betaald omdat hij het leger in moest als reservist. Hij wordt in Syrië ook gezocht door de eenheid ‘bestrijding van drugshandel’. Uit de correcties en aanvullingen bij het eerste gehoor blijkt dat eiser hiermee bedoelt dat hij op dit moment daarvoor gezocht wordt vanwege hetgeen in Spanje is gebeurd en niet dat hij daarvoor al gezocht werd toen hij Syrië verliet.
Hij heeft in Turkije zogenaamd werk gezocht op een schip en werd zogenaamd aangenomen om er te werken, maar de afspraak met de kapitein was dat hij hem 820 euro zou betalen om hem naar Europa te brengen. Veel mensen deden dat zo, hij was niet de enige.
Eiser staat in Spanje op de zwarte lijst, omdat op de boot drugs, hasj, is aangetroffen. Hij wil niet terug naar Spanje, omdat de maffiosi die in de drugshandel zitten hem willen vermoorden. Het is een groot netwerk, bestaande uit Marokkanen, Syriërs, Libanezen en Spanjaarden. Volgens eiser worden vluchtelingen uit Syrië misbruikt en ingezet in dat soort illegale praktijken. Hij is op de boot aangehouden en werd verdacht van drugssmokkel, maar is vrijgesproken.
Toen hij opvang kreeg van het Rode Kruis in Malaga werd hij bedreigd. Uit angst is hij gevlucht naar Nederland.
Voornemen tot intrekking van de verblijfsvergunning
2. Vanwege een onherroepelijke veroordeling voor een zeer ernstig drugsmisdrijf is op 23 april 2020 aan eiser een voornemen tot intrekking van de verblijfsvergunning asiel alsmede het voornemen om de verlengingsaanvraag van zijn verblijfsvergunning asiel af te wijzen en het voornemen een inreisverbod voor de duur van tien jaar op te leggen kenbaar gemaakt. Uit het ECRIS-uittreksel van 20 maart 2020 blijkt dat eiser bij vonnis van de Spaanse rechter van 22 maart 2017 onder meer is veroordeeld tot vijf jaar en zes maanden gevangenisstraf wegens strafbare feiten in verband met drugs of precursoren en andere strafbare feiten tegen de volksgezondheid. Eiser is veroordeeld voor drugssmokkel, nadat hij als bemanningslid is aangetroffen op een schip met bijna 15.000 kilo hasj (565 balen). De veroordeling is op 24 november 2017 onherroepelijk geworden.
3. Op basis van dit Spaanse vonnis heeft op 1 oktober 2019 een strafmaatvergelijking plaatsgevonden. Naar Nederlands recht wordt het gepleegde misdrijf waarvoor eiser onherroepelijk is veroordeeld gekwalificeerd als opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder B Opiumwet gegeven verbod (telen, vervoeren, verstrekken en dergelijke), strafbaar gesteld in artikel 11, lid 5 Opiumwet met een maximale strafbedreiging van zes jaren gevangenisstraf. Aan eiser zou in Nederland een gevangenisstraf ter hoogte van vijf jaren zijn opgelegd. Hierdoor wordt geconcludeerd dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde
4. Uit het ECRIS-uittreksel blijkt dat het gepleegde delict waarvoor eiser onherroepelijk is veroordeeld, is gepleegd tot 16 maart 2014. Daaruit volgt dat de glijdende schaal zoals opgenomen in WBV 2012/12 van toepassing is. Het beleid is uitgewerkt in paragraaf C2/7.10.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Nu hij is veroordeeld voor een (ernstig) drugsdelict voldoet hij tevens aan de voorwaarde dat in ieder geval een van de veroordelingen betrekking heeft op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert.
5. Naar de mening van verweerder vormt eiser door zijn persoonlijke gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Uit het vonnis van de Spaanse rechter van 22 maart 2017 blijkt onder meer dat de feiten die bewezen zijn verklaard een misdrijf opleveren tegen de volksgezondheid en betrekking hebben op verdovende middelen die geen ernstig gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Volgens de Spaanse rechter zijn de feiten die gepleegd zijn door de verdachten extreem ernstig en onder te brengen onder artikel 370.3 van het Wetboek van Strafrecht gezien de grote hoeveelheid hasj die in beslag is genomen en het feit dat er een vaartuig (het schip [naam] ) werd gebruikt voor het transport. De Spaanse rechter overweegt verder dat de verdediging van [eiser 1] (eiser) de feiten waarvoor zijn cliënt wordt beschuldigd, heeft toegegeven in zijn definitieve conclusie, en de verdachte [eiser 1] ditzelfde heeft gedaan tijdens het gebruik van zijn recht op het laatste woord.
6. Volgens verweerder blijkt uit het vonnis en de opgelegde straffen dat het om een zeer ernstig misdrijf gaat. Daarbij is niet duidelijk of eiser spijt heeft of verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Hiervan is niet gebleken nu eiser tijdens de asielprocedure al niet eerlijk is geweest over zijn bijdrage aan het gepleegde delict. Hij heeft zijn rol compleet uitgevlakt door te stellen dat hij als Syrisch vluchteling in die positie is gebruikt, dat hij geld had betaald om mee te mogen op de boot om zo naar Europa te kunnen komen, dat hij niets wist van de hasj die aan boord was en er niets mee te maken had en vrijgesproken was voor dit delict. Dit klopt niet, nu eiser tijdens de behandeling van zijn strafzaak in Spanje heeft toegeven dat hij de feiten waarvan hij werd verdacht gepleegd heeft. Eiser is ook niet vrijgesproken. De zaak was slechts geseponeerd omdat niet duidelijk was wie de jurisdictie over het feit had. Dit bleek uiteindelijk Spanje wel te zijn en daarna is het onderzoek weer hervat. Als eiser ten tijde van zijn asielaanvraag de volledige informatie over het gepleegde feit en het sepot in Spanje had gegeven was aan hem zeer waarschijnlijk geen verblijfsvergunning verleend. Er was dan in elk geval aanleiding geweest om nader onderzoek op te starten. Dit maakt dat eiser een vergunning heeft gekregen waarop hij geen recht had. Daarnaast heeft hij niet vrijwillig naar Spanje willen vertrekken voor het strafrechtelijk onderzoek naar hem, op het moment dat hij door de Spaanse autoriteiten in december 2015 in Nederland was gevonden. Hier was een overleveringsverzoek voor nodig. Naar de mening van verweerder blijkt hieruit niet dat eiser spijt had van zijn handelen, zodat aangenomen wordt dat in zijn geval sprake is van een actuele en voldoende ernstige bedreiging. Dat sprake is van een zeer ernstig gepleegd feit blijkt temeer uit het vonnis, nu er volgens de Spaanse rechter sprake is van een strafverhoging van twee graden. Daarnaast geeft de rechter in het vonnis aan dat blijkt dat dit niet de eerste keer is dat zij deel uitmaakten van een scheepsbemanning. Dit impliceert dat er een mogelijkheid is dat soortgelijke feiten vaker hebben plaatsgevonden. Uit het vonnis volgt verder dat er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van eiser ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.
7. Hoewel het gepleegde misdrijf plaatsvond in 2014, kan nog steeds worden uitgegaan van de actualiteit. De onherroepelijke veroordeling dateert van 24 november 2017. Pas eind mei 2019 is verweerder op de hoogte geraakt van het feit dat eiser gedetineerd was in Spanje vanwege een veroordeling voor een ernstig drugsdelict. Door de Spaanse rechtbank zijn zware straffen opgelegd. Bovendien is eiser zeer recent vrijgelaten, namelijk op 17 januari 2020. Dit alles maakt dat de bedreiging nog steeds actueel is.
8. Verweerder neemt aan dat eiser bij terugkeer naar Syrië een reëel risico loopt op ernstige schade. Daarom bestaat niet het voornemen om hem uit te zetten. Dit laat onverlet dat op eiser de verplichting rust om Nederland zelfstandig te verlaten.
9. Naar de mening van verweerder komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM. Niet is gebleken dat eiser familie- en/of gezinsleden heeft die in Nederland of Europa wonen. Evenmin is bekend of eiser een relatie heeft. Verder is ten aanzien van het privéleven van eiser weinig bekend. Toen hem een verblijfsvergunning werd verleend was hij bijna 35 jaar oud. De verblijfsduur is in verhouding tot zijn leeftijd slechts zeer kort, te meer nu hij van mei 2016 tot januari 2020 in detentie in Spanje heeft doorgebracht. Het is niet bekend of hij de Nederlandse taal machtig is. Er wordt beginnend privéleven aangenomen, maar het feit dat eiser ruim drieënhalf jaar in Spanje in detentie heeft doorgebracht en het ontbreken van werk in het dagelijks leven doen afbreuk aan het door hem opgebouwde privéleven.
10. De intrekking van de verblijfsvergunning en het opleggen van een inreisverbod betekent een inmenging in het recht op het in Nederland opgebouwde privéleven. Verweerder acht die inmenging gerechtvaardigd in het belang van de nationale veiligheid, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten.
11. Op grond van artikel 62, tweede lid onder c, van de Vw 2000 bestaat het voornemen om een vertrektermijn te onthouden en eiser op grond van artikel 66a, vierde en zevende lid, van de Vw 2000 juncto artikel 6.5a, vijfde lid, onder a, van het Vreemdelingenbesluit (Vb 2000) een inreisverbod op te leggen voor de duur van tien jaar. Niet is gebleken van bijzondere individuele omstandigheden om af te zien van het uitvaardigen van dit inreisverbod of het inreisverbod voor korte duur op te leggen. Daarnaast is niet gebleken van een situatie zoals bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Zienswijze van 26 mei 2020
12. Eiser is het niet eens met de strafmaatvergelijking. Hij heeft het vermoeden dat een Nederlandse rechter hem waarschijnlijk zou hebben vrijgesproken. Hij was aanwezig op het schip als zeeman, niet als smokkelaar. Hij wist niet dat er hennep aan boord was. Hem was aangegeven als hij een bekentenis zou geven van wetenschap, waarschijnlijk een lagere straf zou worden opgelegd. Hij heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, maar het Spaanse hoger gerechtshof heeft zowel de veroordeling als de opgelegde straf in stand gelaten. Wat er ook zij van zijn proceshouding in Spanje, eiser acht zich niet schuldig. In Nederland zouden de bewijsmiddelen mogelijk anders zijn gewaardeerd en tot vrijspraak hebben geleid.
13. Eiser begrijpt niet hoe het OM in zijn zaak tot een vergelijkende strafmaat van 5 jaar komt. De oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken van maart 2020 geven een handvat voor het voorhanden hebben van softdrugs (hennep). In de hoogste schaal, geldend van 25.000 gram tot 250.000 gram (dus 2500 kilo), is de richtlijn een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Dit is ver weg van de vergelijking tot 5 jaar die het OM aangeeft, ook al betreft de veroordeling van eiser een hoeveelheid van bijna 15.000 kilo hennep. Verder vergelijkt het OM de zaak met de zaak die zich heeft afgespeeld bij de rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2019:1164), maar anders dan het OM aangeeft was in deze zaak geen sprake van 113 kilo hennep, doch van 16.000 kilo hennep. Dus het ging om een grotere hoeveelheid dan in zijn zaak. Daarbij was in de zaak waar het OM zich op beroept, sprake van een persoon die als leider van de groep werd aangemerkt door de rechtbank. Deze persoon werd niet enkel veroordeeld voor het aanwezig hebben van softdrugs, maar ook voor de verkoop ervan, vervoer en vervoer naar het buitenland. In die zaak is een straf opgelegd van 3 jaar en zes maanden.
14. Verder erkent eiser dat verweerder de glijdende schaal zoals deze luidde op 16 maart 2014 goed heeft weergegeven in het voornemen. Voor het feit waarvoor hij is veroordeeld geldt in Nederland een maximale straf van 6 jaar gevangenisstraf ex artikel 3 (c, dan wel b) van de Opiumwet juncto artikel 11 lid 2 en 11 lid 5 van deze wet, indien sprake is van opzettelijk handelen. Indien geen sprake is van opzettelijk handelen, geldt ingevolge artikel 11 lid 1 van de Opiumwet een maximumstraf van één maand. Eiser betwist evenmin dat zijn rechtmatig verblijf is ingegaan op 26 april 2014.
15. Eiser is in Spanje vrijgelaten uit voorlopige hechtenis. Volgens eiser heeft dit er waarschijnlijk mee te maken dat de toenmalige Spaanse rechter van opvatting zal zijn geweest dat Spanje geen rechtsmacht had omdat de situatie blijkbaar in internationale wateren had plaatsgevonden. Eiser had niet meer verwacht dat er alsnog een strafzaak tegen hem gevoerd zou gaan worden in Spanje. Hij heeft zijn staf uiteindelijk uitgezeten en is vervroegd vrijgelaten op basis van goed gedrag. Eiser verzoekt verweerder een en ander in ogenschouw te nemen en te betrekken bij zijn besluit.
16. Daarnaast meent eiser dat geen sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging. Hij is eenmalig betrokken geraakt bij een zeer vervelende situatie, er zijn geen andere antecedenten. Er is geen recidive-gevaar. Hij let erop zich niet in te laten met personen die criminele intenties kunnen hebben. Volgens eiser heeft hij ook goed meegewerkt met de justitiële autoriteiten van Spanje en Nederland. Het incident heeft al weer lang geleden plaatsgevonden. Uit niets blijkt dat hij zich hierna in Nederland of elders niet goed zou hebben gedragen. Eiser betwist voorts dat hij niet naar waarheid heeft verklaard tijdens zijn asielprocedure en een vergunning heeft ontvangen waar hij geen recht op had.
17. Het verbaast eiser dat verweerder pas eind mei 2019 op de hoogte is geraakt van het feit dat hij in Spanje gedetineerd was. Er was immers een overleveringsverzoek aan de Nederlandse autoriteiten en hij is op basis daarvan ook overgedragen aan Spanje. Volgens eiser kan het niet anders dan dat er sprake is geweest van veelvuldige contacten tussen de Nederlandse en de Spaanse autoriteiten over zijn zaak.
18. Eiser is het met verweerder eens dat er aanleiding bestaat om aan te nemen dat hij bij terugkeer naar Syrië een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft evenwel bepaald dat op hem de plicht rust om Nederland zelfstandig te verlaten. Verweerder geeft niet aan waar hij naartoe zou kunnen gaan, welk veilig land hem zou willen opnemen. Eiser heeft zelf geen idee waar hij naartoe kan gaan.
19. Over artikel 8 van het EVRM merkt eiser op dat zijn zoon in Nederland woont. Deze zoon woont bij zijn moeder. Met betrekking tot privéleven voert eiser aan dat hij voorheen in Urk heeft gewoond. Hij heeft daar veel vrienden en kennissen met wie hij goed contact heeft. Zijn sociale leven speelt zich geheel in Nederland af en hij spreekt redelijk Nederlands. In het verleden heeft hij gewerkt via een uitzendbureau. Hij zit nu tussen de wal en het schip. Werkgevers willen hem niet meer aannemen omdat de geldigheidsduur van zijn verblijfspasje (tot 26 april 2019) is verlopen. Om dezelfde reden heeft de gemeente geweigerd om een uitkering aan hem te verstrekken. Hij is bij het AC Ter Apel geweest met het verzoek om opvang, maar hij is weggestuurd omdat hij niet tot de doelgroep van asielzoekers behoort. Het Leger des Heils heeft hem verteld dat hij niet in aanmerking komt voor nachtopvang. Hij mag wel gebruikmaken van de voedselfaciliteiten en douchefaciliteiten bij het Leger des Heils. Eiser verblijft bij verschillende vrienden en wordt door hen onderhouden.
20. Eiser vindt het niet redelijk hem geen vertrektermijn te gunnen. Er is geen sprake van een werkelijke en actuele en voldoende ernstige bedreiging en hij kan Nederland niet verlaten omdat hij niet weet waar hij naar toe moet. Verder beroep hij zich op artikel 8 van het EVRM. Nu het niet redelijk is om te besluiten dat hij Nederland onmiddellijk dient te verlaten, bestaat ook geen aanleiding om hem een (zwaar) inreisverbod op te leggen. Er zijn daarnaast humanitaire of andere redenen om af te zien van het uitvaardigen van een inreisverbod. Eiser verwijst naar hetgeen hij heeft aangevoerd in het kader van zijn beroep op artikel 8 van het EVRM. Indien hij een inreisverbod opgelegd zou krijgen, kan hij zijn zoon in Nederland nooit meer zien. Hij kan ook zijn vrienden in Nederland dan niet meer zien of bezoeken. Eiser wenst te worden gehoord.
Het intrekkingsgehoor van 10 november 2020
21. Op 10 november 2020 is eiser naar aanleiding van zijn zienswijze gehoord door verweerder. Samengevat weergegeven heeft eiser bij die gelegenheid het volgende verklaard.
22. Eiser had ervaring als zeeman. Hij werkte steeds weer voor een ander bedrijf op een ander schip. Via een tussenpersoon is hij terecht gekomen op het schip dat later is aangehouden. In Turkije is hij aan boord gegaan. Het was de eerste keer dat hij met dit schip voer. Hij hoorde van de kapitein dat er goederen vervoerd werden. Zijn functie was zeeman. Hij moest verven als er roestvlekken waren en helpen het schip vast te binden bij aankomst in een haven. Hij was ook bewaker (‘watchman’) op het schip.
23. In 2014 is hij opgepakt op het schip. Hij heeft in Spanje 26 dagen in voorarrest gezeten. Vervolgens werd hij vrijgelaten. Ze waren opgepakt in internationale wateren en daardoor kon Spanje hen niet veroordelen. Toen hij weer op vrije voeten kwam, zei de politie dat hij moest wachten op de rechtbank. Hij besefte toen niet dat hij nog voor een rechter moest verschijnen. Men sprak Spaans en geen Engels met hem. Vervolgens is er een tolk bij gehaald en die heeft tegen hem gezegd: “
Omdat jullie dit voor de eerste keer hebben gedaan, worden jullie vrijgelaten.”Eiser wist op dat moment niet dat hij uit voorarrest in vrijheid was gesteld in afwachting van de rechtszaak en dat hij Spanje niet mocht verlaten. Als hij dat had geweten dan had hij zich aan de afspraken gehouden. Hij meende begrepen te hebben dat de zaak was afgerond. Hij is vervolgens naar een vluchtelingenkamp in Spanje gegaan en heeft daar asiel aangevraagd. In dat kamp is hij mishandeld omdat hij Alawiet is. Daardoor is hij Spanje ontvlucht en is hij naar Nederland gekomen. Hij was ook heel erg bang dat Spanje hem zou terugsturen naar Syrië. In Syrië krijgt hij de doodstraf omdat hij is opgepakt vanwege hasj.
24. Eiser kon zonder problemen met een bus naar Nederland reizen. Hij werd daarbij wel geholpen door een vriendin, genaamd [naam] , die hij en zijn familie nog van vroeger in Syrië kenden. Op 24 april 2014 is hij in Nederland aangekomen als asielzoeker. Op [datum] 2014 kreeg hij een woning in Urk. Rond 17 of 18 november 2015 hoorde eiser van de Nederlandse politie dat hij gezocht werd door de Spaanse autoriteiten. Hij werd direct meegenomen door de politie en gevangen gezet. Hij heeft drie dagen vastgezeten. Hij werd door de rechter vrijgelaten, maar kreeg wel een meldplicht opgelegd. Daarna heeft eiser zijn gewone leven opgepakt en gewerkt en Nederlands les gevolgd. Zijn toenmalige partner [naam] is bevallen van een zoon. Vervolgens kreeg eiser van de Nederlandse rechter te horen dat hij zou worden uitgeleverd. Hij heeft eerst acht dagen vastgezeten in Zwaag en is op 18 mei 2016 uitgeleverd aan Spanje. Hij is door twee Spaanse politieagenten meegenomen in het vliegtuig naar Spanje.
25. In Spanje werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf. Hij neemt de rechter en de officier van justitie niets kwalijk voor de straf. Eiser ontkent dat hij schuldig was. Hij en de kok aan boord wisten niets van de lading af. Hij heeft ook tegen de Spaanse rechter gezegd dat hij slachtoffer is geworden. Voordat de lading aan boord gebracht zou worden, heeft hij nog geprobeerd naar de Spaanse autoriteiten te bellen, maar hij werd tegengehouden door een ander bemanningslid. Hij heeft niet meegeholpen om de lading over te laden. Daarna – een half uur later – kwam de Spaanse politie.
26. Volgens eiser is het onmogelijk dat hij het misdrijf heeft gepleegd. Hij behoort tot een familie die heel bekend is in Syrië. Zijn familie staat bekend om zijn goede naam. De kapitein van het schip en de rest van de bemanningsleden hebben geprobeerd om hem de schuld van alles te geven. De kapitein heeft tegen de politie gezegd dat hij, eiser, de kapitein was, maar de politie trapte daar niet in. De officier van justitie vroeg om 7 jaar en 9 maanden gevangenisstraf en bood aan dat eiser maar 5 jaar zou krijgen als hij zou bekennen dat hij schuldig was. Eiser moest dan ondertekenen dat hij schuldig was. Maar eiser heeft niets ondertekend. Zij advocaat had gezegd dat hij moest tekenen, maar hij heeft dat niet gedaan. Eiser zou niet weten waarom hij zou tekenen als hij niet schuldig is. Hij heeft uiteindelijk 5 jaar en 6 maanden gevangenisstraf gekregen. Sommigen hebben hogere straffen gekregen dan hij.
27. In de gevangenis hebben sociale hulpverleners hem goed leren kennen. Zij zijn erachter gekomen dat hij niets te maken had met wat er allemaal gebeurd was en dat hij totaal anders was dan de anderen die op het schip zaten. De hulpverleners waren goed voor hem. Eiser heeft nu nog steeds contact met de psycholoog in de gevangenis. Ze heeft gezegd dat zij naar Nederland zou komen om hem te verdedigen. In de gevangenis werkte hij samen met de beveiliging. Hij gaf hen informatie door over wat er binnen in de gevangenis gebeurde. Eiser heeft ook gewerkt in het hospitaal van de gevangenis en werkte samen met doctoren. Hij kreeg geld voor het werk dat hij deed. Eiser deed het werk ook voor zijn pasgeboren zoon in Nederland. Voor zijn zoon is hij bovendien Nederlands gaan leren in de gevangenis en Nederlandse boeken gaan lezen. Verder was hij president van de schaakclub. Hij heeft het goed gedaan in de gevangenis en mocht zelfs een keer drie dagen buiten de gevangenis verblijven, als vakantie. Als bewijs van waardering heeft hij drie certificaten gekregen. Hij werd na 3 jaar en 8 maanden vrijgelaten. Toen hij vrijkwam, werd hij niet gecontroleerd. Hij hoefde niet langs de reclassering zoals andere gevangenen die vrijkwamen.
28. De straf is een les geweest voor hem. Hij geeft geleerd om tot tien te tellen voordat hij iets doet en niet te snel vertrouwen te stellen in andere mensen. Hij heeft alleen met vrienden in Urk contact. Op Facebook heeft hij 5000 mensen staan die hij kent. Hij houdt van een lekker biertje en soms marihuana roken. Verder gaat hij naar de kerk. Eiser heeft van zijn vader en moeder geleerd om respect te hebben voor iedereen. Hij is geen gevaar voor de openbare orde. Het gaat om een eenmalig incident waar hij niets mee te maken had. Eiser wil niet weg uit Nederland omdat zijn zoon hier woont. Zijn zoon heeft de Nederlandse nationaliteit en woont bij zijn moeder. Eiser ziet zijn zoon niet (meer). Enerzijds vanwege corona en anderzijds omdat zijn ex, de moeder van zijn zoon, hem lang geleden heeft gezien met een andere vrouw. Daarbij komt het verhaal van Spanje en alles wat er is gebeurd en dat heeft geleid tot wantrouwen. Ze zeggen dat hij gevaarlijk en crimineel is. Voor zijn ex is het heel belangrijk dat hij zijn leven verandert en werk vindt. Hij krijgt wel foto’s doorgestuurd van zijn zoon. Eiser heeft verder geen relatie met iemand. Hij heeft nog geen werk kunnen vinden, omdat zijn pasje verlopen is. Hij verdient soms wat bij en krijgt af en toe van mensen uit Urk geld of eten toegestopt. Hij slaapt op straat.
Aanvullende stukken
29. Daarnaast heeft eiser op 30 december 2020 nadere stukken ingebracht, te weten een verklaring van maatschappelijk werker de heer [naam] per e-mail van 18 december 2020 en vertaalde documenten van de gevangenis in Spanje.
30. De heer [naam] helpt eiser sinds eind augustus 2020 om zijn zaakjes weer op de rit te krijgen, zoals onder meer bij het vinden naar werk en het afsluiten van een zorgverzekering. [naam] schrijft dat eiser veel contacten op Urk heeft opgebouwd en dat eiser geregeld bij vrienden/kennissen is. Hij doet klusjes voor hen zodat hij in zijn eerste levensbehoeften kan voorzien. Volgens [naam] geeft dit aan dat eiser gemakkelijk contact maakt, dat hij geliefd is en dat mensen zich om hem bekommeren omdat hij een goed mens is. Het contact met de moeder van zijn kind is nog niet hersteld. [naam] vindt het belangrijk dat de IND rekening houdt met dat eiser in de toekomst zijn rol van vader kan vervullen. Daarnaast laat [naam] weten dat eiser naar de kerk [naam kerk] gaat, zich behulpzaam opstelt, en dankbaar is voor de hulp die hij ontvangt.
31. Uit de vertaalde Spaanse stukken volgt dat eiser goed gedrag heeft vertoond binnen de penitentiaire inrichting en een positieve houding heeft ten aanzien van werk (in de ziekenboeg) binnen de inrichting. En verder dat eiser een workshop heeft gevolgd die door het Rode Kruis is verzorgd en een certificaat heeft ontvangen wegens deelname aan een cursus van de Beroepsopleiding voor Werk in de specialiteit ondersteunende operationele handelingen in de industriële confectie.
Het bestreden besluit
32. Verweerder handhaaft de intrekking van de verblijfsvergunning en wijst de aanvraag tot het verlengen van deze vergunning af op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
33. Verweerder wijst erop dat hem niet eerder dan eind mei 2019 bekend was dat eiser in Spanje in detentie zat. Aan eiser is op 10 december 2018 al wel een voornemen verzonden om de verblijfsvergunning in te trekken omdat hij al bijna een jaar niet meer ingeschreven stond in de BRP, maar dat niet duidelijk was waar eiser zich dan wel bevond. Dit voornemen is per retourpost teruggekomen. Vervolgens is eind mei 2019 een bericht ontvangen van de ambassade over de mogelijke terugkeer van eiser naar Nederland na zijn detentie in Spanje. In dit bericht werd advies gevaagd over het verstrekken van een inreisvisum aan eiser en is eveneens aangegeven dat zijn zaak, tot het bericht van de aankomende vrijlating, niet bekend was bij de ambassade. Op basis van deze informatie is van de zijde van verweerder actie ondernomen. Het ECRIS-uittreksel en het Spaanse vonnis zijn opgevraagd, het Spaanse vonnis is vertaald en op basis van deze stukken is een strafmaatvergelijking aangevraagd. Zodra er duidelijkheid was over de verblijfplaats van eiser is aan hem een voornemen uitgebracht.
34. Voor wat betreft de strafmaatvergelijking merkt verweerder op dat dit een deskundigenadvies is en dat er geen concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. De officier van justitie heeft bij de strafmaatvergelijking gebruikgemaakt van een andere, soortgelijke, zaak. Verder heeft de officier van justitie overwogen dat het misdrijf dat eiser heeft gepleegd een zeer ernstig drugsmisdrijf betreft gelet op de grote hoeveelheden. Op basis hiervan is de conclusie getrokken dat in Nederland aan eiser een gevangenisstraf ter hoogte van 5 jaar zou zijn opgelegd. Niet valt in te zien dat deze conclusie niet juist of onvolledig zou zijn. De eigen uitleg van de (toenmalige) gemachtigde van eiser over de door de officier van justitie gebruikte zaak wordt niet gevolgd. Voorts merkt verweerder op dat eiser heeft verwezen naar de LOVS-richtlijn voor het voorhanden hebben van softdrugs, terwijl uit het Spaanse vonnis en de strafmaatvergelijking is gebleken dat eiser is veroordeeld voor handel in of vervoer van softdrugs. Voor dergelijke grote hoeveelheden bestaat geen concreet aanknopingspunt in de LOVS-richtlijnen, zoals in de strafmaatvergelijking eveneens duidelijk is gesteld.
35. Verweerder volgt eiser niet in diens stelling dat de bewijsmiddelen in Nederland mogelijk anders gewaardeerd zouden zijn en vrijspraak het gevolg zou zijn geweest. Het feit dat de officier van justitie een strafmaatvergelijking heeft opgesteld en stelt dat aan eiser hier te lande een gevangenisstraf ter hoogte van 5 jaren zou zijn opgelegd, maakt dat er in Nederland voor het genoemde misdrijf wel degelijk strafrechtelijke vervolging zou hebben plaatsgevonden. Indien de officier van justitie van mening zou zijn geweest dat eiser voor het gepleegde misdrijf in Nederland mogelijk niet vervolgd of vrijgesproken zou worden, had zij dit in de strafmatvergelijking aangegeven en geen hoogte van een eventuele opgelegde gevangenisstraf kunnen vaststellen.
36. Verweerder meent dat hij voldoende heeft gemotiveerd waarom eiser een actueel gevaar vormt en dat voldaan is aan het Unierechtelijk openbare-ordecriterium. Eiser is veroordeeld tot een hoge gevangenisstraf vanwege een zeer ernstig drugsmisdrijf. Dergelijke drugsdelicten blijven bovendien langer actueel dan minder zware misdrijven. Dat het misdrijf begin 2014 is gepleegd, maakt dit niet anders. De veroordeling is pas op 24 november 2017 onherroepelijk geworden, en pas bij een onherroepelijke veroordeling kan worden overgegaan tot intrekking van de verblijfsvergunning. Daarbij komt dat eiser nog maar kort geleden in vrijheid is gesteld, namelijk op 17 januari 2020. De tijd dat hij vrij is, is niet bestendig lang, afgezet tegenover de periode dat hij vastzat.
37. Uit de ingediende stukken en de verklaringen van eiser lijkt dat hij zich goed heeft gedragen in detentie. Echter, het enkele feit dat hij zich goed heeft gedragen in detentie en niet is gebleken dat hij zich hierna niet goed heeft gedragen, is niet voldoende om aan te nemen dat het gedrag van eiser thans niet langer een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt. Aan het gedrag van eiser in detentie wordt beperkte waarde gehecht. Het gaat om de intrinsieke motivatie om zijn houding en gedrag te veranderen teneinde een wezenlijke omslag in zijn geestesgesteldheid te bereiken die recidive zal voorkomen. Hiervan is niet gebleken. Zo is niet gebleken dat eiser in behandeling is gegaan, dan wel bezig is geweest met een dergelijk proces om inzicht te krijgen in zijn daden en gedrag. Evenmin is gebleken dat hij weet wat hem ertoe heeft aangezet een dergelijk drugsdelict te plegen en hoe hij dit in de toekomst kan voorkomen.
38. Verweerder betrekt hierbij dat eiser meerdere tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Eiser heeft gedurende zijn strafprocedure in Spanje eerst aangegeven onschuldig te zijn, maar in hoger beroep heeft zijn advocaat, alsook eiser zelf, de gepleegde misdrijven bekend. In de zienswijze heeft eiser echter gesteld onschuldig te zijn, wat ook zij van zijn proceshouding in Spanje. Toen hem hiernaar gevraagd is tijdens het intrekkingsgehoor, heeft hij geen antwoord gegeven, maar gevraagd of er cameraopnamen zijn waarop staat dat hij heeft bekend. Hij legt niet uit waarom hij in Spanje tijdens het laatste woord de feiten heeft bekend. Hij ontkent dit, terwijl uit het vonnis juist duidelijk blijkt dat zijn advocaat, alsook eiser, de gepleegd misdrijven hebben bekend. Verweerder gaat uit van de juistheid van het vonnis en de (ontkennende) verklaringen van eiser hieromtrent spreken in zijn nadeel.
39. Verder heeft eiser in het intrekkingsgehoor gesteld dat hij de andere scheepsbemanning niet kent omdat ze uit de regio [plaatsnaam] komen en hij zelf uit [plaatsnaam] komt. Voorts stelt hij dat hij nooit eerder met hen gevaren heeft. Uit het eerste gehoor van 1 juli 2014 blijkt evenwel dat eiser ook uit [plaatsnaam] komt en daar heeft gewoond. Hij heeft namelijk verklaard dat hij naar school is geweest in [plaatsnaam] , maar dat hij toen in [plaatsnaam] verbleef. Daar komt bij dat eiser is geboren in [plaatsnaam] en daar gewoond heeft van januari 2013 tot zijn vertrek uit Syrië in januari 2014. Verder blijkt uit het Spaanse vonnis dat de bemanningsleden vaker deel uit hebben gemaakt van een scheepsbemanning. Eiser heeft echter tijdens het intrekkingsgehoor verklaard dat hij nooit eerder met hen heeft gevaren. Verweerder acht aannemelijker dat zij elkaar wel degelijk kenden.
40. Verweerder merkt daarnaast op dat eiser tijdens het intrekkingsgehoor stelt dat hij problemen maakte op het schip nadat het schip stil kwam te liggen en dat na een half uur de politie op het schip kwam. Eiser heeft ook gesteld dat hij niet mee heeft geholpen de lading over te laden en dat slechts drie man, namelijk de kapitein, de engineer en de bootsman dit hebben gedaan. Uit de rapportages van de politie genoemd in het Spaanse vonnis blijkt echter dat het schip ruim twee uur stil heeft gelegen, een groot aantal personen heeft meegeholpen met het inladen van de hasjbalen en dat de politie pas na het inladen hiervan, dus na twee uur in plaats van een half uur, op het schip is aangekomen.
41. Naar de mening van verweerder zijn de verklaringen van eiser gelet op alle tegenstrijdigheden ongeloofwaardig. Dit klemt temeer nu eiser het blijft doen voorkomen alsof hij niet wist wat er speelde en hij slechts een zeeman was, terwijl hij tijdens het intrekkingsgehoor aangeeft al ruim negen jaar op schepen te werken. Hij heeft derhalve ruime ervaring als zeeman en moet hebben geweten dat de manier van varen, namelijk een aantal dagen zonder duidelijke koers, niet gebruikelijk was, zoals eveneens in het Spaanse vonnis is overwogen. De niet-wetende en ontkennende houding van eiser wordt hem aangerekend. De tegenstrijdige verklaringen geven er geen blijk van dat eiser actief bezig is met het verwerven van een geestesgesteldheid die recidive zal voorkomen.
42. Hierbij komt nog dat eiser zijn aandeel in dit ernstige drugsdelict, ondanks overtuigend bewijs en de onherroepelijke veroordeling, blijft ontkennen. Hij neemt op geen enkele manier verantwoordelijkheid voor zijn daden en lijkt nog steeds te geloven in zijn eigen onschuld. Eiser stelt weliswaar tijdens het intrekkingsgehoor dat hij respect heeft voor Spanje, maar uit zijn verklaringen komt niet naar voren dat hij zelf ook vindt of voelt dat hij daadwerkelijk strafbare feiten heeft gepleegd. Hij lijkt zijn aandeel te bagatelliseren door te stellen dat hij nergens van af wist en dat juist hij slachtoffer is. Eiser is vooral gericht op de gevolgen van het misdrijf voor zijn eigen situatie in plaats van de gevolgen voor de eventuele slachtoffers voor ogen te hebben; er wordt geen enkele vorm van berouw getoond.
43. Verweerder volgt eiser niet in diens betoog dat hij goed heeft meegewerkt met de justitiële autoriteiten. Hij heeft Spanje verlaten terwijl hij hiervoor geen toestemming had. Vervolgens heeft eiser tijdens zijn asielaanvraag in Nederland niet volledig verklaard over hetgeen gebeurd is in Spanje. Hij heeft zijn aandeel juist gebagatelliseerd en het voorval kleiner gemaakt dan het werkelijk was en deed het voorkomen alsof hij was vrijgesproken. Bovendien is eiser niet vrijwillig naar Spanje vertrokken maar moest dit geregeld worden via een overleveringsverzoek. Zoals in het Spaanse vonnis ook wordt gesteld: “
Er diende een internationaal rechtshulpverzoek te worden ingezet om ervoor te zorgen dat de genoemde personen zouden worden overgedragen aan Spanje (…). Dit was zonder twijfel veel vlotter gegaan wanneer zij vrijwillig zouden zijn verschenen ten overstaan van de Spaanse rechtbanken.”
44. Verweerder acht aannemelijk dat eiser in zijn land van herkomst nog steeds een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser zal gelet op het verbod van refoulement op dit moment niet worden uitgezet.
45. De nieuw aangevoerde omstandigheden over zijn minderjarige zoon in Nederland maken de conclusies in het voornemen inzake artikel 8 van het EVRM anders. Tussen ouders en hun uit een reëel huwelijk of niet-huwelijkse relatie geboren minderjarige kinderen is altijd sprake van familie- en gezinsleven. Het onthouden van een reguliere verblijfsvergunning vormt dan ook een inmenging in het recht op familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. In het voornemen was al wel overwogen dat sprake is van inmenging in het privéleven van eiser. De inmenging wordt gerechtvaardigde geacht in het belang van de nationale veiligheid, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten. Aan het algemeen belang wordt meer gewicht toegekend dan aan het persoonlijke belang van eiser. Bij dit oordeel zijn de zogenaamde ‘guiding principles’ meegewogen uit het arrest van het EHRM van 2 augustus 2011, Boultif tegen Zwitserland, JV 2001/254 en AB 2011, 341, en de aanvullende criteria die het EHRM heeft geformuleerd in het arrest van 18 oktober 2006, Üner, nr. 46410/99.
46. Ten tijde van het bestreden besluit is eiser 41 jaar oud. Hij verblijft in totaal bijna drieënhalf jaar in Nederland. Het gaat dus om een relatief korte periode, nu hij een lange periode in Spanje in detentie heeft doorgebracht namelijk van 18 mei 2016 tot 17 januari 2020. Eiser heeft de eerste 34 jaar van zijn leven in Syrië verbleven. De duur van het verblijf in Nederland is mede gelet hierop niet zodanig bijzonder dat op basis daarvan het persoonlijk belang van eiser prevaleert boven dat van de openbare orde.
47. Uit de EHRM-rechtspraak volgt verder dat het belang van het kind centraal staat in de belangenafweging en aan dit belang zwaar gewicht toekomt. Eiser is gedurende het jonge leven van zijn zoon langdurig gedetineerd geweest. Tot op heden heeft hij zijn zoon nog steeds niet gezien. Uit zijn verklaringen blijkt dat hij momenteel geen enkele zorg- en/of opvoedingstaak uitvoert en ook lange tijd niet heeft uitgevoerd. De zoon van eiser woont immers al zijn hele leven bij zijn moeder en eiser heeft slecht de eerste twee maanden van het leven van zijn zoon, vlak voor zijn uitlevering aan Spanje, meegemaakt. Van enige financiële ondersteuning of contact tussen eiser en zijn zoon is ook niet gebleken. Er is derhalve geen invulling van het gezinsleven. Doordat eisers zoon de Nederlandse nationaliteit heeft, wordt hij ook niet gedwongen het grondgebied van de Nederlandse Unie te verlaten. Hierbij wordt nog benadrukt dat het uiteraard een vrije keuze is van eiser en zijn ex-vriendin of zij eiser wel of niet volgt en vertrekt uit Nederland. Indien zij de keuze maken dat de ex-vriendin en de zoon in Nederland blijven, kan het gezinsleven – als hier in de toekomst eventueel wel invulling aan wordt gegeven – ook op afstand, zij het in beperkte mate, worden opgepakt. Gedurende de periode dat het inreisverbod van kracht is, kan gebruik worden gemaakt van de moderne communicatiemiddelen of de gezinsleden kunnen eiser buiten het grondgebied van de EU bezoeken.
48. Voor wat betreft het recht op privéleven, is al opgemerkt dat eiser een relatief korte periode in Nederland is. Eiser heeft verklaard dat hij zich redelijk verstaanbaar kan maken in het Nederlands, dat hij een opleiding heeft gevolgd om de Nederlandse taal te leren, dat hij naast het contact met veel mensen in Urk ook veel vrienden heeft, dat hij naar de kerk gaat, hij zijn vrije tijd voornamelijk doorbrengt met vrienden, en dat hij in de eerste periode in Nederland betaald werk heeft verricht. Hieruit blijkt dat hij enige banden met Nederland heeft opgebouwd. Dit weegt in positieve zin mee, maar maakt niet dat sprake is van een sterke band met Nederland. Hierbij is ook van belang dat eiser door het plegen van het misdrijf op geen enkel wijze rekening heeft gehouden met de normen en waarden die in Nederland gelden. Dit gebrek aan respect voort de samenleving werpt een schaduw over zijn verblijf in Nederland. En dat in die zin dat afbreuk is gedaan aan de integratie en hechtheid van de sociale en culturele banden met Nederland, temeer nu hij tijdens zijn asielaanvraag niet alle feiten over het gepleegde drugsmisdrijf naar voren heeft gebracht. Voorts wordt van belang geacht dat eiser al 34 jaar oud was toen hij in Nederland kwam. Hij is dus niet in Nederland opgegroeid en heeft hier, buiten taallessen, geen onderwijs gevolgd. Eiser is ook niet economisch gebonden aan Nederland, nu hij geen betaald werk (meer) verricht.
49. Eiser zal niet gedwongen worden uitgezet naar Syrië. Hij heeft wel de plicht om uit Nederland te vertrekken. Nu hij geen hechte banden in Nederland heeft opgebouwd, is het, gelet op zijn strafblad, niet onredelijk om van hem te verwachten om het privéleven elders, buiten het grondgebied van de EU, op te bouwen. Het is evenmin onredelijk om van hem te verlangen om bijvoorbeeld banden met vrienden en kennissen op afstand te onderhouden, zoals hij ook gedaan heeft in de periode dat hij in Spanje in detentie zat.
50. Daarnaast komt eiser niet in aanmerking voor verblijf op grond van het arrest Chavez-Vilchez, omdat hij geen daadwerkelijke zorgtaken verricht ten behoeve van zijn minderjarige zoon (zie paragraaf B10/2.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000). Zelfs al zou eiser voldoen aan de in het beleid genoemde voorwaarden, dan nog zou hem verblijf op grond van artikel 20 van het VWEU worden onthouden, omdat hij een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt.
51. Voorts merkt verweerder op dat een vreemdeling die geen recht meer heeft op verblijf een terugkeerbesluit krijgt en Nederland dient te verlaten. Van eiser wordt dan ook verwacht dat hij Nederland verlaat en zelf bepaalt waar hij naartoe gaat. Die verantwoordelijkheid behoort bij zijn vertrekplicht. Anders dan eiser betoogt, voldoet hij aan het Unierechtelijk openbare-ordecriterium. Daarom wordt hem een zwaar inreisverbod en een 0-dagen vertrektermijn opgelegd. Niet is gebleken van humanitaire of andere redenen om af te zien van het opleggen een inreisverbod. Artikel 8 van het EVRM staat daar in het geval van eiser niet aan in de weg. Er dient een afweging te worden gemaakt. Als uit de rechterlijke toetsing van die afweging volgt dat een vreemdeling aan de vereisten voor verlening van een verblijfsvergunning voldoet, is daarmee in beginsel gegeven dat een tegen hen uitgevaardigd inreisverbod niet in stand kan blijven (zie ECLI:NL:RVS:2014:638). In bepaalde situaties kan een uitgevaardigd inreisverbod toch in stand blijven, hoewel een vreemdeling niet wordt uitgezet (zie ECLI:NL:RVS:2014:4530). De hier bedoelde belangenafweging en toetsing is in deze zaak verricht. Er zal weliswaar geen gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid tot uitzetting, gelet op het absolute verbod van refoulement, maar dat betekent niet dat het terugkeerbesluit zijn betekenis heeft verloren en om die reden niet als grondslag kan dienen van het inreisverbod. Niet is gebleken van bijzondere of individuele omstandigheden om het inreisverbod voor een kortere duur dan tien jaar op te leggen.
De beroepsgronden
52. Eiser blijft van opvatting dat hij geen werkelijke, actuele en ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde. Hij wenste asiel aan te vragen in een veilig land, in Europa. Zijn intentie was om aan te monsteren op een schip van Turkije naar het vaste land van Europa. Hij trof een schip waarvan de bemanning nog niet compleet was. Eiser kende de andere bemanningsleden niet ofschoon hij uit dezelfde provincie komt als zij. Zowel de stad waar de andere bemanningsleden vandaan kwamen als de provincie hebben de naam “ [plaatsnaam] ”. Blijkbaar hadden de andere leden illegale plannen, waarvan hij niet op de hoogte was. Onderweg kreeg hij het gevoel dat er iets niet klopte. Dit op basis van de koers van het schip en met name het stilleggen van het schip. Hij was toen echter aan boord en kon verder niets doen. Hij heeft evenwel via de boordradio contact gezocht met de Spaanse autoriteiten om gewag te maken van plotseling onoorbare zaken. Even later werd de hele bemanning al aangehouden door de Spaanse kustwacht, ook al waren ze blijkbaar in internationale wateren. Al snel bleek dat een groot deel van de bemanning alle schuld bij hem wilde leggen. Ze zeiden dat hij de kapitein was en als enige verantwoordelijk was. De Spaanse autoriteiten wisten gelukkig wel beter. Later in detentie is hij ook apart gehouden van de andere bemanningsleden. Hij wil niets met hen (deze club) te maken. Eiser blijft zich op het standpunt stellen dat hij onschuldig is aan drugsbezit of drugshandel. Hij had echter de schijn tegen zich omdat hij aan boord was. Wegens het aan boord zijn, zo gaf zijn Spaanse advocaat aan, zou hij in Spanje waarschijnlijk gewoon veroordeeld worden. Indien eiser geen betrokkenheid zou bekennen, zou hij waarschijnlijk twee jaar langer in de gevangenis moeten verblijven. Uiteindelijk heeft hij na veel vijven en zessen een soort halfslachtige bekentenis afgelegd. Hij wilde een normaal leven en een zo kort mogelijk verblijf in de cel. Hij wil niets te maken hebben met criminelen of drugs. Zijn detentieperiode heeft hij geprobeerd zo goed als mogelijk te vervullen. Hij is eerder vrijgelaten wegens goed gedrag.
53. Eiser voert aan geen crimineel te zijn. Hij was eenmalig op een verkeerde plaats aanwezig. Daarvoor wenst hij zijn excuses aan te bieden. Zowel aan zichzelf als aan iedereen. Hij had het uiteraard graag anders gezien. Hij weet dat hij niet zomaar iedereen moet vertrouwen. Hij heeft eerst in voorarrest gezeten en probeerde na zijn vrijlating een normaal leven op te bouwen in Nederland met een verblijfsvergunning. In Nederland kreeg hij een partner en samen kregen ze een zoontje. Op een later moment moest hij nogmaals de gevangenis in voor hetzelfde feit. Zijn vriendin verbrak de relatie. Zij wil mogelijk wel een verdere relatie met hem, maar niet om hem aan een verblijfsvergunning te helpen. De relatie moet enkel en alleen gebaseerd te zijn op liefde. Ze hebben samen een zoon, [naam] . Hij denk iedere dag aan zijn zoon en ex-partner. Verweerder vereist dat hij veelvuldig contact heeft met zijn zoontje om mogelijk in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning. De ex-partner geeft naar verluidt aan wel graag in gezinsband met eiser te willen gaan leven (en anders tenminste graag een goede omgangsregeling te willen afspreken), maar niet het gevoel te willen krijgen om gebruikt te worden om een verblijfsvergunning te krijgen. De veroordeling viel haar zwaar. Dat geldt ook voor de vele vrienden en kennissen die hij heeft, maar zij zijn iets makkelijker in staat om te vergeven.
54. Na terugkeer in Nederland ontstonden er ook problemen op financieel vlak. Hij kan niet legaal werken. Hij heeft ook geen adres in Nederland. Eiser voert aan dat hij met hulp en vrienden en maatschappelijk werk pogingen in het werk stelt een eigen verblijfadres en daarmee een inschrijfadres te verkrijgen. De sociale dienst blijft echter weigeren om hem een bijstandsuitkering te verstrekken. Ondanks zijn zwakke financiële positie, wil hij niets te maken hebben met criminaliteit, Met hulp van nette hulpvaardige vrienden uit Urk redt hij het wel.
55. Het probleem voor eiser is hoe hij aannemelijk kan maken dat hij niet gevaarlijk is. Hij had gehoopt verweerder hiervan tijdens de hoorzitting te overtuigen. Eiser is teleurgesteld in het besluit. Verweerder mag van hem aan iedere inwoner van Urk vragen of hij volgens hen een gevaar kan opleveren. Eiser weet dat drugs slachtoffers maken. Hij heeft geen strafblad in Nederland. Waarvoor hij veroordeeld is in Spanje betreft en relatief oud feit (2014). Het gaat erom of er een recidiverisico is. Juist zijn intrinsieke houding is duidelijk. Hij wil niets met criminelen van doen hebben. Hij maakt ook gewoon op straat een praatje met agenten. Dat zouden echte criminelen waarschijnlijk nooit doen. Eiser meent dat hij intrinsiek een goed persoon is. Hij acht het niet nodig om zich onder behandeling te laten stellen want hij is geen crimineel. Los daarvan is hij niet verzekerd tegen ziektekosten. Hij is wel bereid als verweerder dit wil, om mee te werken aan een (medisch) onderzoek door een door verweerder aan te wijzen arts/psychiater. Uit Spanje is geen reclasseringsrapport beschikbaar. Eiser overweegt nog wel om in Nederland middels een commercieel reclasseringsbureau een voorlichtingsrapport over hem te maken. Probleem daarbij is dat deze bureaus een hoog geldbedrag vragen.
56. Eiser vindt dat verweerder de bewijsopdracht eenzijdig bij hem legt. Hij zou liever in samenwerking met verweerder aannemelijk willen maken dat er geen sprake is van actueel gevaar. Hij beroept zich op artikel 4, eerste lid, van de Definitierichtlijn. Verweerder zou een voorlichtingsrapport kunnen laten opstellen over eiser. Op dit moment is eiser van mening dat verweerder hem onrecht aandoet door ten onrechte te suggereren dat hij gevaarlijk zou zijn. Eiser wil in de nabije toekomst graag in ieder geval het contact met zijn zoontje herstellen en indien mogelijk ook met zijn ex-partner. Hij heeft hier alles voor over. Als hij buiten Europa moet blijven kan dit contact niet hersteld worden. Dit is niet in zijn belang, maar ook niet in het belang van zijn zoon, die er recht op heeft beide ouders te leren kennen en door beide ouders te worden verzorgd en opgevoed.
57. Eiser herhaalt dat hij destijds niet goed heeft begrepen dat hij na zijn vrijlating in Spanje moest blijven. Toen hem in Nederland ter ore kwam dat hij opnieuw in Spanje verwacht werd, heeft hij ook alle medewerking gegeven aan de autoriteiten. Hij is vrijwillig naar Spanje gegaan.
58. Verder begrijpt eiser niet hoe verweerder de mate van gevaarzetting beoordeelt. Hij vraagt zich af of dit enkel is op basis van de eenmalige veroordeling en zijn vermeende ongeloofwaardige dan wel tegenstrijdige verklaringen. Naar zijn mening heeft verweerder bij zijn beoordeling niet kenbaar betrokken dat geen sprake is van meerdere feiten, maar van één feit, dat hij weliswaar is veroordeeld maar er vraagtekens te plaatsen zijn bij de vraag naar de mate van schuld en opzet, dat hij eerst is vrijgelaten uit voorlopige hechtenis in Spanje, dat hij na aanhouding in Nederland op basis van de overleveringswet voorlopig is vrijgelaten tot nader order, dat hij in Spanje vervroegd is vrijgelaten wegens goed gedrag, dat er veel tekenen zijn van zijn goed gedrag in Nederland, en dat hij volledig wenst mee te werken aan een eventueel nader onderzoek door verweerder.
59. Eiser geeft daarnaast aan dat hij ook in de verdere toekomst niet naar Syrië kan terugkeren. Naast de algemene slechte situatie wenst hij niet in militaire reservistendienst te gaan en voor het regime te vechten. Verder heeft hij van zijn familie in Syrië vernomen dat de Spaanse autoriteiten contact met de Syrische autoriteiten over hem zoeken. Daarbij is aangegeven dat hij wegens een zwaar drugsmisdrijf in detentie in Spanje verblijft. Voor de Syrische rechterlijke macht waren de uitlatingen van de Spaanse autoriteiten voldoende om hem tot de doodstraf te veroordelen. Volgens eiser heeft hij geen alternatieve locatie waar hij zou kunnen verblijven. Hij is niet in staat om Nederland uit eigen beweging te verlaten. Reeds daarom is ten onrechte tegen hem een terugkeerbesluit alsmede een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd.
60. Voorts voert eiser aan dat verweerder in het kader van het recht op privéleven een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt. Hij is het er niet mee eens dat aan het algemeen belang meer gewicht zou toekomen. Eiser is het ook niet eens met de vaststelling van verweerder dat er een algemeen belang zou zijn om zijn verblijfsvergunning in te trekken. Hij is geen crimineel of gevaar voor de openbare orde. Hij dient het algemeen belang door de bevolking van Urk zijn hulp aan te bieden. Hij doet klusjes en maakt praatjes met mensen die daar even behoefte aan hebben.
61. Eiser erkent dat hij langer in Syrië heeft gewoond dan in Nederland, maar naar zijn mening heeft verweerder onvoldoende oog gehad voor de onmogelijkheid voor hem om terug te keren naar Syrië. Daarnaast probeert hij weer het vertrouwen te winnen van zijn ex-vriendin. Daar is een verblijfsvergunning voor nodig. Een omgangsregeling met zijn zoon ligt in de nabije toekomst voor de hand. Volgens eiser is er ook een gerede kans dat de relatie met zijn ex-vriendin hersteld zal worden. Er is indirect contact tussen hen. Hij is bereid om alle mogelijke verzorgings- en opvoedingstaken uit te voeren. Hij stuurt overigens wel geld op aan zijn ex-partner ten behoeve van zijn zoon, maar hieraan ligt geen overeenkomst ten grondslag. Verweerder stelt dat zijn ex-partner en hun zoon hem desgewenst kunnen volgen, maar volgens eiser weet verweerder dat hiervan op dit moment geen sprake van is en dat hij nergens naartoe kan. Eiser is het er niet mee eens dat zijn criminele handelen voor zijn rekening en risico komt. Hij heeft zich niet bewust met criminelen ingelaten. Los daarvan is hij inmiddels genoeg gestraft.
62. Verder brengt eiser naar voren dat hij een hechte band heeft met Nederland. Hij heeft veel vrienden en bekenden in Nederland (Urk) wonen. Zijn zoon en ex-vriendin wonen hier en hij spreekt redelijk goed de Nederlandse taal. Bovendien kan hij niet terugkeren naar het land van herkomst. Hij zou het ook niet meer willen, omdat zijn gehele sociale leven zich in Nederland afspeelt en zijn zoon hier verblijft. Eiser vindt het niet redelijk om van hem te verlangen elders een nieuw leven op te bouwen. Hij weet niet in welk land hij een legaal leven zou kunnen opbouwen. Bovendien acht hij het niet gewenst dat hij gedwongen wordt om naar een ander land te gaan, waarna hij zijn zoon dus ook in de toekomst niet meer zou kunnen zien.
63. Eiser vindt het opleggen van een inreisverbod voor de duur van tien jaar zwaar overtrokken. Er is geen enkel (actueel) gevaar. In de optiek van eiser verzet artikel 8 van het EVRM zich hiertegen. Daarbij is er geen enkel land waar hij heen kan gaan. Verweerder had redenen moeten zien om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 66a, achtste lid, van de Vw 2000.
64. Verweerder heeft in reactie op de beroepsgronden een verweerschrift uitgebracht. Hierin is ingegaan op de strafmaatvergelijking, het Unierechtelijke openbare orde-criterium, de bewijslastverdeling, artikel 3 EVRM en de belangenafweging die in het kader van het inreisverbod is verricht.
De beoordeling
65. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
66. De rechtbank stelt allereerst vast dat in beroep de strafmaatvergelijking en de wijze waarop verweerder de glijdende schaal heeft toegepast niet worden betwist. De rechtbank zal voor zover deze aspecten aan het bestreden besluit ten grondslag liggen deze dan ook niet beoordelen. De rechtbank heeft dit ter zitting aangegeven in reactie op opmerkingen die gemachtigde van eiser hierover maakte.
67. Partijen zijn met name verdeeld over de vraag of voldaan wordt aan het Unierechtelijk openbare ordecriterium. De rechtbank overweegt allereerst dat de argumenten die eiser in beroep en ter zitting heeft aangedragen niet wezenlijk verschillen van de argumenten die eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht. Verweerder is op al deze argumenten kenbaar en gemotiveerd ingegaan. De rechtbank overweegt voorts dat eiser het bestreden besluit niet weet te weerleggen met deze argumenten. Verweerder heeft zijn besluit voornamelijk gebaseerd op de veroordeling door de Spaanse rechter en de omstandigheid dat eiser niet overtuigend laat zien dat zijn gedrag en houding nadien zijn gewijzigd. De rechtbank stelt vast dat eiser, ondanks de veroordeling door de Spaanse rechter, een ontkennende houding aanneemt ten aanzien van de strafbare feiten waar de veroordeling betrekking op heeft. Ook ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank heeft eiser ter zitting gevraagd of hij, zoals lijkt te volgen uit het dossier, ten overstaan van de Spaanse rechter een bekennende verklaring heeft afgelegd en, indien dit het geval is, hoe zich dit verhoudt met zijn actuele verklaringen. Eiser heeft daarop aangegeven dat hij op advies van zijn Spaanse advocaat betrokkenheid bij de strafbare feiten heeft bekend omdat dit tot strafvermindering zou leiden. De rechtbank stelt vast dat eiser dit niet nader heeft onderbouwd. Daargelaten de proceshouding van eiser in de strafzaak die in Spanje is behandeld, overweegt de rechtbank dat verweerder mag uitgaan van een vonnis en veroordeling van de rechter uit een andere lidstaat. Ook de rechtbank gaat in beginsel uit van vonnissen uit andere lidstaten en ziet in de onderhavige procedure geen enkele aanleiding om dit niet te doen. Uit de overgelegde stukken blijkt bovendien niet dat de veroordeling uitsluitend is gebaseerd op de bekennende verklaring van eiser, zodat de rechtbank ook om deze reden niet verder zal ingaan op de -thans afgelegde- verklaring van eiser over zijn motieven om te bekennen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
De stelling van eiser dat verweerder niet mag uitgaan van het vonnis volgt de rechtbank dus niet. Verweerder mag ook bij zijn beoordeling betrekken dat eiser, in weerwil van dit vonnis, een ontkennende houding aanneemt en hij mag deze omstandigheid betrekken bij de beoordeling of wordt voldaan aan het Unierechtelijk openbare ordecriterium. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder de bewijslast dat hij geen werkelijke, actuele en ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde bij hem legt en hij dit niet kan weerleggen. Ook dit volgt de rechtbank niet. Ook indien zou moeten worden uitgegaan van de enkele stelling dat hij geen deskundigenrapport kan overleggen wegens financiële redenen, heeft te gelden dat verweerder veel gewicht toekent aan de ontkennende houding van eiser. De rechtbank heeft eiser ter zitting voorgehouden dat daarom niet valt in te zien dat sprake zou zijn van bewijsnood. Immers, het aannemen van een houding ten aanzien van eerdere gedragingen heeft enkel te maken met de opstelling van eiser en behoeft geen deskundigenadvies. Hierbij heeft bovendien te gelden dat een deskundige die wordt verzocht om een beoordeling van het recidiverisico te maken, veelal ook veel gewicht zal toekennen aan de houding van een veroordeelde ten aanzien van de feiten waar de veroordeling op ziet.
68. Verweerder heeft in reactie op de zienswijze ook deugdelijk gemotiveerd waarom gedragingen van eiser in een gesloten detentiesetting niet afdoen aan het risico dat uit de veroordeling volgt. Eiser heeft geen nieuwe argumenten aangevoerd op dit punt, zodat de rechtbank dit verder onbesproken zal laten.
69. Eiser heeft om het bestreden besluit aan te vechten op dit punt voorts gewezen op zijn sociale contacten. Daargelaten dat eiser deze contacten niet heeft onderbouwd, heeft eiser ook nagelaten om uit te leggen waarom en in welke mate het hebben van sociale contacten afdoet aan het standpunt van verweerder dat eiser een werkelijke, actuele en ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde. Dat er mensen zijn die gesteld zijn op eiser en een vriendschappelijke band met hem onderhouden is daartoe immers onvoldoende.
70. De rechtbank concludeert dat verweerder genoegzaam heeft gemotiveerd dat eiser een werkelijke, actuele en ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde en hij zijn intrekkingsbesluit hierop mag baseren.
71. Eiser heeft aangegeven dat hij niet kan terugkeren naar Syrië en hij niet weet naar welk ander land hij kan vertrekken. De rechtbank interpreteert deze opmerking aldus dat eiser zich op het standpunt stelt dat verweerder geen terugkeerbesluit had mogen nemen. De rechtbank overweegt dat deze stelling faalt. Verweerder is gelet op het Unierecht en het nationale recht in omstandigheden als hier aan de orde gehouden vast stellen dat sprake is van onrechtmatig verblijf en daardoor ook verplicht om een terugkeerbesluit te nemen. Een terugkeerbesluit behelst in beginsel een “verwijderplicht” voor verweerder en een “vertrekplicht” voor eiser. Niet in geschil is dat verweerder niet bevoegd is om eiser te verwijderen naar Syrië omdat dit tot refoulement zou leiden. Verweerder heeft (daarom) ook kenbaar gemaakt aan eiser dat hij niet zal worden uitgezet. Dit betekent echter niet dat eiser geen vertrekplicht heeft. De rechtbank wijst hierbij op het arrest Westerwaldkreis van 3 juni 2021 (ECLI:EU:C:2021:432), waarin het Hof overweegt dat uit artikel 6 lid 1 van de Terugkeerrichtlijn volgt dat de lidstaten, onverminderd de in de leden 2 tot en met 5 van dat artikel neergelegde uitzonderingen, verplicht zijn om een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen de onderdaan van een derde land die illegaal op hun grondgebied verblijft, ook als het beginsel van non-refoulement zich daartegen verzet (zie punt 55 t/m 59 arrest). Uit artikel 9 lid 1 van de Terugkeerrichtlijn volgt enkel dat de verwijdering ter uitvoering van het terugkeerbesluit wordt uitgesteld. Op grond van het terugkeerbesluit moet eiser dus zelfstandig aan zijn vertrekplicht voldoen en het grondgebied van de Unie verlaten. Eiser heeft thans op geen enkele wijze onderbouwd dat hij, indien het bestreden besluit in rechte komt vast te staan, niet kan voldoen aan zijn vertrekplicht. Dat hij nu niet weet naar welk derde land hij kan vertrekken volstaat niet. Eiser heeft geen andere beroepsgronden gericht tegen het terugkeerbesluit, zodat de rechtbank hier geen verdere overwegingen aan zal wijden.
72. Eiser heeft tot slot aangevoerd dat de belangenafweging die verweerder heeft verricht bij de oplegging van het inreisverbod niet deugdelijk is. De rechtbank volgt dit niet en overweegt daartoe als volgt.
73. Verweerder heeft terecht overwogen dat sprake is van familie- en privéleven en dat het opleggen van een inreisverbod een inbreuk hierop is. De rechtbank stelt echter ook vast dat verweerder alle door eiser aangedragen argumenten om af te zien van het inreisverbod kenbaar heeft betrokken en gewogen bij zijn besluit om een inreisverbod voor de duur van tien jaar op te leggen. De rechtbank heeft eiser ter zitting gevraagd of zijn familie- en privéleven is gewijzigd ten opzichte van de feiten en omstandigheden zoals die bekend waren ten tijde van het bestreden besluit. Eiser heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Eiser heeft ter zitting verklaard nog steeds geen enkel contact te hebben met zijn zoon en zijn ex-partner Jannie. Eiser heeft verklaard dit wel te willen en heeft uitgelegd waarom hij desondanks op dit punt een afwachtende houding aanneemt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij het uitvaardigen van een inreisverbod de omstandigheden dat eiser geen contact onderhoudt met zijn zoon en geen affectieve relatie heeft mag betrekken bij zijn besluit en ook het gewicht mag geven zoals hij dat heeft gedaan in zijn belangenafweging. Voor zover eiser een beroep op het arrest Chavez-Vilchez heeft willen doen overweegt de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hem op grond van dit arrest geen rechtmatig verblijf toekomt, reeds omdat hij geen daadwerkelijke zorgtaken verricht ten behoeve van zijn minderjarige zoon. Eiser heeft voorts verklaard dat ook in zijn sociale leven geen veranderingen hebben plaatsgevonden en zijn leven niet anders is dan toen hij net in vrijheid was gesteld.
74. De rechtbank heeft ter zitting, uit eigen beweging, aan verweerder de vraag voorgehouden of en hoe de duur van het opgelegde inreisverbod zich verhoudt met de omstandigheid dat een kind in beginsel baat zal hebben bij het hebben van contact met beide ouders. De rechtbank heeft verweerder tevens verzocht om aan te geven of eiser om opheffing of verkorting van de duur van het inreisverbod kan verzoeken als er een omgangsregeling tot stand komt of eiser op een andere manier contact krijgt en kan onderhouden met zijn zoon. Verweerder heeft ter zitting verwezen naar zijn eerder in het besluit en verweerschrift ingenomen standpunt en aangegeven dat thans geen nadere feiten en omstandigheden bekend zijn die nopen tot een andere belangenafweging. Verweerder heeft ook verwezen naar pagina 10 van WI 2022/10 met betrekking tot artikel 8 EVRM en het evenredigheidsbeginsel. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat het belang van het kind vereist dat wordt afgezien van de oplegging van het inreisverbod. Volgens verweerder blijkt uit de verklaringen van eiser dat de ex-partner van eiser, tevens moeder van zijn zoon, geen contact tussen eiser en zijn zoon tot stand wil brengen. Eiser heeft niet met een deskundigenbericht of anderszins onderbouwd dat aan het belang van zijn zoon zodanig gewicht toekomt dat verweerder moet afzien van de oplegging van een inreisverbod met deze duur. Nu er feitelijk geen enkele invulling wordt gegeven aan de relatie met zijn zoon hoeft dit belang dan ook niet zodanig zwaar te wegen dat wordt volstaan met de oplegging van een inreisverbod met een kortere duur. Verweerder heeft hierbij tevens toegelicht dat eiser kan verzoeken om opheffing van het inreisverbod en verkorting van de duur hiervan indien hij nader invulling geeft aan zijn familieleven met zijn zoon of als zijn privéleven wijzigt.
De rechtbank overweegt dat deze motivering volstaat. Eiser heeft voorts ook geen economische of culturele binding met Nederland, althans dit blijkt niet uit zijn verklaringen of door zijn gemachtigde ingenomen standpunten. Ook voor zover moet worden aangenomen dat eiser een vrienden- en kennissenkring hier te lande heeft opgebouwd, overweegt de rechtbank dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat dit niet opweegt tegen het belang van de staat. Daarbij kan eiser volgens verweerder de contacten blijven behouden op facebook of via andere moderne communicatiemiddelen. Eiser heeft niet gesteld dat dit onjuist is of dat dit niet van hem mag worden verwacht. Verweerder heeft dus deugdelijk gemotiveerd dat het gezins- en privéleven van eiser niet aan het opleggen het inreisverbod met een duur van tien jaar in de weg staat.
75. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren en bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. S. van Lokven, voorzitter, en mr. A.F.C.J. Mosheuvel en mr. G.J. Dijkman, leden, in aanwezigheid van mr.A.A.M.J. Smulders, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 7 december 2022
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.