ECLI:NL:RBDHA:2022:1336
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel voor Marokkaanse eiser op grond van niet-ontvankelijkheid en veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse man, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de eiser op 18 januari 2022 de woonruimte van het COA had verlaten en met onbekende bestemming was vertrokken. Ondanks het feit dat de eiser niet op de zitting aanwezig was, concludeerde de rechtbank dat hij nog steeds belang had bij de beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank heeft de relevante asielmotieven van de eiser onderzocht, waaronder incidenten van geweld in Marokko. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over deze incidenten geloofwaardig waren, maar dat deze niet voldoende waren om aan te tonen dat Marokko niet als veilig land van herkomst kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een gefundeerde vrees had om opnieuw slachtoffer te worden van geweld, en dat de aanvraag terecht was afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.