ECLI:NL:RBDHA:2022:13446
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag faciliterend visum voor vader die bij zoon in Nederland wil verblijven
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een 65-jarige man uit Pakistan, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een faciliterend visum. Eiser wil bij zijn zoon in Nederland verblijven, maar zijn aanvraag is door de Minister van Buitenlandse Zaken afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij ten laste komt van zijn zoon, de referent. Verweerder stelde dat eiser niet kon bewijzen dat de financiële steun van zijn zoon noodzakelijk was voor zijn basisbehoeften. Eiser heeft verschillende documenten overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat deze onvoldoende bewijs leveren voor de noodzakelijkheid van de financiële ondersteuning. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor een faciliterend visum, omdat hij niet kan aantonen dat hij financieel afhankelijk is van zijn zoon. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat verweerder geen faciliterend visum heeft hoeven verstrekken. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.