In deze zaak heeft eiser op 31 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 25 september 2021 was ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, is verstreken zonder dat verweerder een beslissing heeft genomen. Eiser heeft verweerder op 10 april 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, wat door verweerder op 12 april 2022 is ontvangen. De rechtbank oordeelt dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500, voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op 15 december 2022.