ECLI:NL:RBDHA:2022:13538
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag met rechterlijke dwangsom
In deze zaak heeft eiser op 2 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die hij op 10 oktober 2021 had ingediend. De rechtbank Den Haag heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn is verstreken zonder dat er een besluit is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft de rechtbank verzocht om de staatssecretaris op te dragen een besluit te nemen.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom verbeurt van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500, als hij deze termijn overschrijdt. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat de bestuursrechter ook in asielprocedures kan bepalen dat de staatssecretaris binnen een bepaalde termijn een besluit moet nemen en dat hieraan een dwangsom kan worden verbonden.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen de gestelde termijn alsnog een besluit bekend te maken. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 379,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op 9 december 2022.