ECLI:NL:RBDHA:2022:13567
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen
In deze zaak heeft eiser op 6 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 7 september 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft op 11 november 2022 aangegeven het beroep te handhaven. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft met betrekking tot het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Daarnaast heeft de rechtbank de vraag behandeld of eiser in beroep kan komen tegen de vaststelling dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit de toepassing van bepaalde artikelen van de Awb uit voor besluiten op asielaanvragen. Eiser stelt dat deze wet in strijd is met het Unierecht. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van andere rechtbanken die tot de onverbindendheid van de Tijdelijke wet hebben geconcludeerd, maar oordeelt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de wet niet in strijd is met het doeltreffendheidsbeginsel.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat eiser met het beroep niet kan bereiken wat hij wil, waardoor het procesbelang ontbreekt. Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.