ECLI:NL:RBDHA:2022:13580

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
C/09/606083 / HA ZA 21-82
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door sloopwerkzaamheden zonder voorzorgsmaatregelen

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Aribema B.V. en een andere eiseres tegen een sloopbedrijf. De eisers, die eigenaar en huurder zijn van een bedrijfspand nabij het Rotterdam Bulk Terminal terrein, vorderden een verklaring voor recht dat het sloopbedrijf onrechtmatig heeft gehandeld door onvoldoende voorzorgsmaatregelen te treffen tijdens sloopwerkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat het sloopbedrijf onrechtmatig heeft gehandeld, omdat het niet de nodige zorgvuldigheid heeft betracht om schade aan omliggende eigendommen te voorkomen. De rechtbank wees de vordering van de eisers toe en verklaarde dat het sloopbedrijf aansprakelijk is voor de door hen geleden schade, die in een schadestaatprocedure verder zal worden vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat het sloopbedrijf had moeten anticiperen op de risico's van de sloopwerkzaamheden en had moeten overleggen met de eisers over mogelijke schade. De proceskosten werden aan het sloopbedrijf opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/606083 / HA ZA 21-82
Vonnis van 14 december 2022
in de zaak van

1.ARIBEMA B.V., te Schiedam ,

2.
[eiseres 2] B.V., te [plaats 1] ,
eiseressen,
advocaat mr. C.J. Dreef te Voorschoten,
tegen
[gedaagde] B.V., te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. Schoonen te Apeldoorn.
Eisers worden hierna ieder afzonderlijk Aribema en [eiseres 2] genoemd en gezamenlijk, in het vrouwelijk enkelvoud, [eiseressen] . Gedaagde zal, in het vrouwelijk enkelvoud, [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit:
  • de dagvaarding van 17 december 2022;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 25 mei 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 september 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen daar naar voren hebben gebracht. Deze zittingsaantekeningen zitten in het rechtbankdossier.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis wordt uitgesproken.

2.De beoordeling

Wat is de kern?

2.1.
Aribema is eigenaar van een bedrijfspand naast het Rotterdam Bulk Terminal terrein (hierna: RBT-terrein). [eiseres 2] huurt dat bedrijfspand voor haar machinefabriek die metaalbewerking uitvoert. [gedaagde] heeft op het RBT-terrein sloopwerkzaamheden uitgevoerd. Bij die sloopwerkzaamheden zijn trillingen ontstaan. [eiseressen] stelt dat de trillingen schade aan het bedrijfspand hebben veroorzaakt. Zij vordert daarom een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld en dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die zij daardoor lijdt. Voor de omvang van die schade vordert [eiseressen] verwijzing naar de schadestaatprocedure. [gedaagde] bestrijdt dat zij onrechtmatig heeft gehandeld en betwist dat de schade aan het bedrijfspand het gevolg is van haar sloopwerkzaamheden.
De rechtbank vindt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiseressen] en acht het aannemelijk dat [eiseressen] daardoor schade heeft geleden. [gedaagde] moet de schade die [eiseressen] lijdt vergoeden. De verklaring voor recht wordt dan ook toegewezen. De omvang van de schade en het causaal verband tussen de verschillende schadeposten en het gedrag van [gedaagde] kunnen in deze procedure nog niet worden vastgesteld; die vragen worden beoordeeld in een schadestaatprocedure.
Wat is er gebeurd?
2.2.
Op 10 april 2018 heeft [gedaagde] voor het uitvoeren van sloopwerkzaamheden een ‘sloopveiligheidsplan Rotterdam Bulk Terminal’ bij de gemeente Vlaardingen ingediend. Vervolgens heeft [gedaagde] van medio 2018 tot en met najaar 2019 op het RBT-terrein de sloopwerkzaamheden uitgevoerd. [eiseressen] heeft toen meerdere keren bij [gedaagde] gemeld dat zij schade aan haar bedrijfspand vreesde.
2.3.
Op 26 maart 2019 heeft [eiseressen] trillingen waargenomen. Ook heeft zij die dag schade in en aan het bedrijfspand geconstateerd en waren haar machines ontregeld. [eiseressen] heeft dit direct bij [gedaagde] gemeld, die de dag erna heeft laten weten dat [eiseressen] een schaderapport door een deskundige moest laten opstellen. Op 28 maart 2019 is het ingenieursbureau M.U. C. B.V. (hierna: MUC ) ter plaatse geweest om de schade op te nemen en trillingmeters in het bedrijfspand te plaatsen.
2.4.
[gedaagde] heeft op 13 mei 2019 bij de gemeente Vlaardingen een ‘werkomschrijving sloop Brugkranen’ ingediend. Vervolgens heeft zij op 3 juni 2019 een ertskraan op het RBT-terrein omgetrokken. [eiseressen] heeft toen opnieuw trillingen geconstateerd. [eiseressen] heeft toen ook scheuren aan haar bedrijfspand waargenomen. De machines waren opnieuw ontregeld. De trillingmeters die MUC heeft geplaatst, registreerden een meting van 13 mm/s.
2.5.
Op 1 juli 2019 heeft MUC een rapport opgesteld waarin zij concludeert dat de schade aan het pand en de machines is ontstaan door de sloopwerkzaamheden van [gedaagde] . Op 5 juli 2019 heeft de gemachtigde van [eiseressen] [gedaagde] aansprakelijk gesteld. Op 23 juli 2019 heeft [gedaagde] een expert van Achmea de schade laten opnemen en die heeft een rapport opgemaakt waarin wordt geconcludeerd dat de schade al voor de sloopwerkzaamheden aanwezig was. [gedaagde] heeft de aansprakelijkheid op grond van die bevindingen afgewezen.
[gedaagde] heeft onrechtmatig gehandeld
2.6.
Van [gedaagde] als uitvoerend sloopbedrijf mocht worden verwacht dat zij bij de uitvoering van sloopwerkzaamheden de nodige zorgvuldigheid zou betrachten om het ontstaan van schade aan eigendommen van derden te voorkomen. De mate van zorgvuldigheid die in een concreet geval kan worden verlangd, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Omstandigheden die daarbij een rol kunnen spelen zijn de aard en ingrijpendheid van de werkzaamheden, de voorzienbaarheid van de schade, de wenselijkheid van het voeren van overleg met omwonenden om mogelijke risico’s in kaart te brengen, de mogelijkheid om onderzoek te verrichten, de praktische mogelijkheden om voorzorgsmaatregelen te treffen en de eventuele bijzondere kwetsbaarheid van het buurperceel (vgl. Hoge Raad 26 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3161; Hof Amsterdam 12 mei 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1364 en Hof Amsterdam 11 januari 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:51).
2.7.
[eiseressen] stelt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden geen voorzorgsmaatregelen te treffen. Hierdoor is [gedaagde] onzorgvuldig te werk gegaan. [gedaagde] heeft zich ook niet gehouden aan het sloopveiligheidsplan en de werkomschrijving: zij had voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden een risico-inschatting moeten maken en een voorschouw met nulmeting moeten doen. Door dat niet te doen, heeft [gedaagde] met de hevige trillingen schade aan het bedrijfspand en de machines van [eiseressen] veroorzaakt. Die schade bestaat onder meer uit scheurvorming in de gevel en de muren, (nog niet zichtbare) schade aan de fundering, lekkages aan het dak, de kosten voor het kalibreren van de machines en het stilleggen van de werkzaamheden.
2.8.
[gedaagde] betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. [gedaagde] voert aan dat zij niet verplicht was om voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden een voorschouw met een nulmeting te doen. [gedaagde] mocht ervan uitgaan dat de omliggende panden bestand waren tegen dit soort trillingen; zij stonden immers op een terrein voor zware industrie. De trillingen van 26 maart 2019 hebben de schade niet veroorzaakt. De scheuren in het bedrijfspand van [eiseressen] waren namelijk al oude scheuren. Het omtrekken van de ertskraan op 3 juni 2019 is ook niet onzorgvuldig geweest en heeft geen schade veroorzaakt. Dat het noodzakelijk was de machines op beide dagen te kalibreren, heeft [eiseressen] niet onderbouwd, aldus [gedaagde] .
2.9.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld, en wel om de volgende redenen.
2.10.
Uit het sloopveiligheidsplan volgt dat het voor [gedaagde] van tevoren duidelijk was dat de sloopwerkzaamheden risico’s met zich brachten voor de omgeving en dus ook voor omliggende panden.
In het sloopveiligheidsplan (productie 4 bij dagvaarding) staat namelijk dat [gedaagde] voordat zij met de sloopwerkzaamheden begint een degelijke voorbereiding moet treffen. De handelingen die daarbij volgens het plan noodzakelijk zijn, zijn het controleren of mogelijk gevaar voor de omgeving voldoende is onderkend en of de te nemen maatregelen voor bescherming voldoende zijn. Ook verwijst het sloopveiligheidsplan naar het Bouwbesluit 2012 waarin een meet- en beoordelingsrichtlijn voor trillingssterkte is opgenomen. Dit betreft een grens van 5 mm/s volgens MUC . Als blijkt dat er ongewenste trillingen optreden, kan [gedaagde] trillingmeters en peilbouten aanbrengen of eventueel een andere sloopmethode kiezen.
In bijlage 3 van het sloopveiligheidsplan is daarnaast een risico-inventarisatie en evaluatielijst opgenomen. Uit dat overzicht blijkt dat in de directe omgeving door trillingen, afgraven of omvallen van het sloopobject een belendend gebouw kan verzakken, scheuren of zelfs instorten. Als preventieve maatregel zal [gedaagde] voor aanvang de risico’s van omliggende percelen inventariseren, trillingen beperken en buiten bereik van het bouwwerk blijven. Verder staat in dit overzicht dat stofoverlast het risico op vervuiling van de omliggende gebouwen meebrengt. De preventieve maatregelen die [gedaagde] daarvoor moet nemen zijn stofpreventie door nathouden en omwonenden waarschuwen.
In de werkomschrijving (productie 12 bij dagvaarding) staat daarnaast omschreven hoe [gedaagde] de ertskraan precies moest omtrekken om schade te voorkomen.
2.11.
[gedaagde] heeft onvoldoende weersproken dat zij ondanks haar eigen sloopveiligheidsplan en werkomschrijving geen voorzorgsmaatregelen heeft getroffen. [gedaagde] heeft in haar conclusie van antwoord en ook ter zitting geen enkele activiteit genoemd die zij voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden heeft ondernomen om risico’s voor omliggende panden, zoals het pand van [eiseressen] , te inventariseren. Omdat het pand van [eiseressen] direct aan de overkant van de weg van het RBT-terrein ligt, had [gedaagde] in ieder geval dat pand in haar inventarisatie moeten meenemen. [gedaagde] had juist gelet op de bijzondere kwetsbaarheid van de machines van [eiseressen] bij [eiseressen] navraag moeten doen naar de mogelijke risico’s voor de apparatuur en voor de voortzetting van haar bedrijfswerkzaamheden.
[eiseressen] heeft ook onbetwist gesteld dat zij [gedaagde] van tevoren heeft gewaarschuwd dat de werkzaamheden van [gedaagde] zo ingrijpend zouden zijn dat zij ernstige hinder van de sloop zou ondervinden. Zij heeft hierover ook op 26 maart 2019 per e-mail geklaagd. Bij de sloopwerkzaamheden op 3 juni 2019 bleken de sloopwerkzaamheden opnieuw van ingrijpende aard te zijn.
Van [gedaagde] had dan ook verwacht mogen worden dat zij vooraf met [eiseressen] had overlegd over de risico’s en gevolgen van de sloopwerkzaamheden. Gesteld noch gebleken is echter dat [gedaagde] zich op enige manier rekenschap heeft gegeven van de kwetsbaarheid van het bedrijfspand van [eiseressen] in combinatie met de ingrijpendheid van haar eigen sloopwerkzaamheden.
2.12.
Uit de trillingsmetingen bij [eiseressen] volgt volgens MUC dat [gedaagde] de grens van 5 mm/s uit de richtlijn ver heeft overschreden met de trillingen van 13 mm/s. [gedaagde] heeft dit betwist. Volgens [gedaagde] gaat het om een gewapende betonconstructie waarbij de grenswaarde 20 mm/s en niet 5 mm/s is, zodat de grenswaarde niet is overschreden. Ter zitting heeft [gedaagde] echter erkend dat de muren vallen onder de kwetsbare categorie met de grenswaarde van 5 mm/s. Weliswaar valt de fundering van het pand dan onder de grenswaarde 20 mm/s, maar het gaat hier om de schade aan de gevel en de machines en [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat daarvoor ook de grenswaarde van 20 mm/s geldt. Dit betekent dat de grenswaarde van 5 mm/s voor de muren en de machines moet gelden en dat die in ieder geval (ver) is overschreden.
2.13.
Gelet op deze omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [gedaagde] heeft nagelaten voldoende voorzorgsmaatregelen te treffen bij de uitvoering van de sloopwerkzaamheden, terwijl schadelijke gevolgen van het verrichten daarvan op voorhand voorzienbaar waren. Dit is in strijd met hetgeen haar volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamde, wat betekent dat [gedaagde] onrechtmatig tegenover [eiseressen] heeft gehandeld.
Het causaal verband en de schade worden bij schadestaatprocedure vastgesteld
2.14.
Wat betreft het causaal verband tussen de schade van [eiseressen] en het onrechtmatig handelen van [gedaagde] geldt het volgende. Volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de bewijslast van het causaal verband tussen de onrechtmatige gedragingen van [gedaagde] en de gestelde schade van [eiseressen] , op [eiseressen] . Op grond van de redelijkheid en billijkheid kan een uitzondering op deze hoofdregel worden gemaakt, maar daarvoor bestaat hier geen aanleiding.
2.15.
Drie medewerkers van [eiseressen] hebben verklaard dat alles in en aan het pand trilde tijdens de sloopwerkzaamheden (productie 7a tot en met productie 7c bij dagvaarding). Zij konden niet aan het werk, omdat zij de machines niet meer konden gebruiken. Zij zagen naderhand diverse scheuren in de binnenmuren en gevels van het bedrijfspand die zij nog niet eerder hadden gezien. Thalens Machinery (hierna: Thalens), het bedrijf dat de machines gewoonlijk kalibreert, heeft verklaard dat haar werkzaamheden normaal gesproken alleen noodzakelijk zijn bij nieuw geplaatste machines en kleine correcties. De laatste werkzaamheden heeft Thalens in 2014 uitgevoerd tot zij in 2019 twee keer langs moest komen om de machines opnieuw waterpas te stellen (productie 11 bij dagvaarding). Het door [eiseressen] ingeschakelde ingenieursbureau MUC heeft in haar rapport (productie 14 bijlage 4 bij dagvaarding) geconcludeerd dat de meeste scheuren aan het bedrijfspand van [eiseressen] als recent ontstane scheuren worden beoordeeld, waarschijnlijk als gevolg van de sloopwerkzaamheden. MUC kwalificeert de scheuren als recent, vanwege de scherpe aftekening van de scheuren en het feit dat er geen tot weinig vervuiling in de scheuren zit. Uit de metingen van MUC volgt ook dat de trillingsgrens van 5 mm/s is overschreden, waardoor MUC het gegrond vindt om aan te nemen dat de schades zijn ontstaan door de werkzaamheden.
2.16.
Uit zowel de door [eiseressen] overgelegde verklaringen als het rapport van MUC volgt dat de schade van [eiseressen] zou kunnen zijn ontstaan door de werkzaamheden van [gedaagde] . Dat Achmea in haar rapport (productie 1 bij conclusie van antwoord) tot de conclusie is gekomen dat de scheuren in het bedrijfspand een oud uiterlijk hebben, omdat zij sterk zijn verweerd, verkleurd en/of vervuild, doet daar niet aan af. Achmea gaat in haar rapport namelijk niet in op de schade aan de machines en de specifieke omstandigheden waar de omgeving door de sloopwerkzaamheden aan onderhevig was, namelijk meer stof en vuil dan gebruikelijk en de invloed van aanhoudende trillingen op verwering van de randen van scheuren.
2.17.
Op basis van het bovenstaande acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat [eiseressen] schade heeft geleden door de sloopwerkzaamheden van [gedaagde] . De verklaring voor recht wordt daarom toegewezen. [eiseressen] heeft daarnaast een verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd. Het causaal verband, de geleden en nog te lijden schade van [eiseressen] is in dit geding nog niet volledig te bepalen. Daarom wordt de eis van [eiseressen] tot verwijzing naar de schadestaatprocedure ook toegewezen.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde]
2.18.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de kant van [eiseressen] begroot op:
- dagvaardingskosten € 87,99
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
€ 1.126,00(2 punten x tarief € 563,00).
In totaal € 1.880,99.
2.19.
Voor kosten die [eiseressen] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] ook een bedrag betalen van € 163,00. Hier kan nog een bedrag van € 85,00 bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] tegenover [eiseressen] onrechtmatig heeft gehandeld en daarom aansprakelijk is voor de door [eiseressen] door toedoen van [gedaagde] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de kant van [eiseressen] tot vandaag begroot op € 1.880,99;
3.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022.