ECLI:NL:RBDHA:2022:13847
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsuitkering en onderzoek naar hoofdverblijf van gezin
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de herziening van een bijstandsuitkering. Eiseres, die sinds 2 augustus 2013 een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. Deze besluiten betroffen de herziening van haar bijstandsuitkering over de periode van 9 december 2019 tot en met 30 september 2020, waarbij verweerder de kostendelersnorm toepaste en een bedrag van € 3.994,83 terugvorderde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zoon van eiseres en zijn gezin tijdens de te beoordelen periode hun hoofdverblijf op het adres van eiseres hadden, wat aanleiding gaf tot de herziening van de bijstandsuitkering.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de rechtmatigheid van het onderzoek naar het waterverbruik van eiseres beoordeeld. Dit onderzoek, dat leidde tot de conclusie dat er sprake was van een inbreuk op het privéleven van eiseres, werd gerechtvaardigd geacht op basis van de onderzoeksbevoegdheid in de Participatiewet. De rechtbank oordeelde dat de waarnemingen en het huisbezoek, die plaatsvonden na signalen van hoog waterverbruik, proportioneel waren en dat er voldoende grond was voor de veronderstelling dat de zoon en zijn gezin bij eiseres woonden.
De rechtbank concludeerde dat eiseres haar inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat haar zoon en diens gezin bij haar verbleven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de herziening van de bijstandsuitkering en de terugvordering van het teveel betaalde bedrag rechtmatig waren. Eiseres werd niet in het gelijk gesteld, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.