ECLI:NL:RBDHA:2022:1385

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
SGR 20/8184
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder). Eiseres had een Ziektewet-uitkering die per 9 mei 2020 door verweerder werd beëindigd, omdat zij volgens verweerder in staat was om meer dan 65% van haar laatstverdiende loon te verdienen. Eiseres was van mening dat haar medische beperkingen niet goed waren ingeschat en dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met haar klachten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 januari 2022, waarbij eiseres en haar echtgenoot aanwezig waren, en verweerder vertegenwoordigd werd door een medewerkster.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de beperkingen van eiseres voldoende in kaart heeft gebracht op basis van medische rapporten van verzekeringsartsen. Eiseres had zich op 22 januari 2019 ziek gemeld vanwege pijnklachten aan haar linkervoet en ontving vanaf 26 februari 2019 een ZW-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. Eiseres had aangevoerd dat haar klachten niet serieus waren genomen en dat er onvoldoende aandacht was besteed aan haar medische situatie, maar de rechtbank volgde deze stelling niet.

De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 9 mei 2020 op goede gronden was en dat het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8184

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. Ü. Arslan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).

Procesverloop

In het besluit van 8 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) ontving met ingang van 9 mei 2020 beëindigd.
In het besluit van 27 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door een kantoorgenoot van haar gemachtigde. Met eiseres is ook haar echtgenoot verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mevrouw [A] .

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was laatstelijk werkzaam als kasmedewerkster voor gemiddeld 43,7 uur per week. Zij heeft zich op 22 januari 2019 ziek gemeld wegens pijnklachten aan de linkervoet. Aan eiseres is per 26 februari 2019 een ZW-uitkering toegekend. De eerstejaars ZW-beoordeling heeft geleid tot het primaire besluit.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres per 9 mei 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering omdat zij per die datum meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Aan deze besluitvorming heeft verweerder het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag gelegd.
3. Eiseres voert aan dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zij heeft last van hevige pijnklachten aan haar voet en door overbelasting zijn ook knie- en rugklachten ontstaan. Zij neemt pijnstillers voor deze aanhoudende klachten. Eiseres stelt zich op het standpunt dat onvoldoende aandacht is besteed aan de door haar genoemde aanwezige klachten en dat het onbegrijpelijk is dat verweerder deze klachten niet serieus neemt. Door het advies van de verzekeringsarts te accepteren zonder dat een onafhankelijke deskundige is ingeschakeld heeft verweerder gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Eiseres betwist verder dat zij de geduide functies kan uitoefenen. Door verweerder wordt ook niet onderbouwd waarom en hoe eiseres deze functies zou kunnen uitoefenen. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende deugdelijk gemotiveerd op grond waarvan eiseres weer zo klachtvrij is dat zij in staat wordt gesteld weer te gaan werken. Als eiseres de voorgestelde werkzaamheden zou verrichten, zal zij schade toebrengen aan haar gezondheid.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. De rechtbank kan eiseres dan ook niet volgen in haar stelling dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel door het advies van de verzekeringsarts te accepteren zonder een onafhankelijke deskundige in te schakelen. De rapporten van de verzekeringsartsen en het daarop gebaseerde besluit kunnen in beroep worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
4.2
De primaire arts heeft eiseres medisch onderzocht en hiervan op 28 november 2019 een rapport opgesteld, geaccordeerd door de verzekeringsarts. In dit rapport is vermeld dat eiseres ongeschikt is voor haar eigen werk. Zij heeft verminderde benutbare mogelijkheden voor het kunnen verrichten van arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. De primaire arts heeft de beperkingen van eiseres neergelegd in de FML van 28 november 2019. De belangrijkste beperkingen in de belastbaarheid zijn beperkingen ten aanzien van staan en lopen.
4.3
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 20 november 2020 een rapport opgesteld, gebaseerd op dossieronderzoek, het spreekuur van 21 oktober 2020, de opgevraagde informatie van psycholoog S. Yalniz van 28 oktober 2020 en de op het spreekuur overhandigde informatie van Bergman Clinics van 28 augustus 2020 en 13 oktober 2020. In het rapport is vermeld dat de aangegeven beperkingen passend zijn en dat er geen beperkingen over het hoofd zijn gezien. De verzekeringsarts b&b volgt het primaire oordeel.
4.4
Eiseres heeft in beroep een overzicht van het huisartsenjournaal van 2020 en een drietal specialistenberichten van orthopedisch chirurg J.I. Wiegerinck van 13 juli 2020, 28 september 2020 en 13 oktober 2020 in het geding gebracht. De verzekeringsarts b&b heeft op deze informatie gereageerd met het rapport van 9 maart 2021. In het rapport is vermeld dat in de informatie geen nieuwe medische feiten zijn vermeld. Er is geen twijfel over de diagnose en er is derhalve geen aanleiding voor een onafhankelijke deskundige. De aangegeven klachten zijn in bezwaar duidelijk vermeld. Wat betreft de voetklachten geeft de verzekeringsarts b&b aan dat de afwijking al van kinds af aan aanwezig is en eiseres met die afwijking heeft gewerkt. De gestelde toename van klachten is bij het lichamelijk onderzoek onderzocht. Uit de informatie blijkt dat de orthopeed aangeeft dat een operatie kan maar klinisch niet altijd gunstig is. Uit het huisartsenjournaal blijkt dat gesteld wordt dat eiseres het huishouden niet kan doen en zij haar kinderen niet kan verzorgen. Volgens de verzekeringsarts b&b is dit niet aannemelijk gezien de resultaten van het lichamelijk onderzoek. Wat betreft de klachten aan de linkerknie blijkt uit de informatie dat er geen sprake is van een meniscusscheur en dat er geen reden is voor een ingreep.
4.5
Zowel de primaire arts als de verzekeringsarts b&b hebben dossieronderzoek verricht, eiseres medisch onderzocht en alle beschikbare informatie bij de oordeelsvorming betrokken. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat onvoldoende aandacht is besteed aan de door haar genoemde klachten, nu de verzekeringsarts b&b alle bezwaren van eiseres kenbaar in de beoordeling heeft betrokken en eiseres medisch heeft onderzocht. De rechtbank overweegt dat er geen aanwijzingen zijn dat de verzekeringsarts b&b haar klachten niet serieus heeft genomen. In hetgeen eiseres aanvoert ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek op onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
4.6
De primaire verzekeringsarts heeft beperkingen aangenomen ten aanzien van trillingsbelasting, tillen of dragen, frequent zware lasten hanteren tijdens het werk, lopen (tijdens het werk) en staan (tijdens het werk). Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat eiseres op het spreekuur heeft aangegeven wel te kunnen knielen en de knieën goed te kunnen buigen en strekken. Dat bij eiseres op de datum in geding sprake zou zijn van rugklachten blijkt niet uit de medische onderzoeken van de verzekeringsartsen en wordt ook niet nader onderbouwd met medische informatie. Dat eiseres het huishouden niet kan doen en haar kinderen niet kan verzorgen strookt niet met het dagverhaal waaruit blijkt dat zij de kinderen helpt met klaarmaken voor school, het huis opruimt, lichte huishoudelijke taken uitvoert en eten kookt. Alles meegenomen, is de rechtbank dan ook van oordeel dat verweerder de beperkingen van eiseres in voldoende mate in kaart heeft gebracht en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de beperkingen/mogelijkheden van eiseres. De rechtbank begrijpt dat eiseres zichzelf ernstiger beperkt acht dan door verweerder is aangenomen. De rechtbank kan bij de onderhavige beoordeling echter niet uitsluitend afgaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geldt dat niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend zijn, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. De beperkingen van eiseres zoals die nu zijn neergelegd in de FML zijn door de primaire arts en de verzekeringsarts b&b geobjectiveerd op basis van de medische informatie van de behandelaars van eiseres en de eigen verzekeringsgeneeskundige onderzoeken. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing voor het aannemen van meer beperkingen.
4.7
Dit betekent dat de medische component van het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden berust. De beroepsgronden treffen geen doel.
5. De rechtbank heeft tot slot de functies bestudeerd die door de arbeidsdeskundige zijn geduid in het rapport van 26 maart 2020. In dit rapport is vermeld dat de geduide functies passen bij de opleiding en belastbaarheid van eiseres, omdat er geen overschrijdingen zijn in de belastbaarheid ten aanzien van lopen, staan, tillen en dragen. In het geval van een signalering bij een bepaalde functie, heeft de arbeidsdeskundige in de Resultaat functiebeoordeling nader gemotiveerd waarom de functie voor eiseres toch geschikt is. De rechtbank overweegt dat er verder geen aanwijzingen zijn dat deze functies, die zijn geduid aan de hand van de beperkingen van eiseres in de FML, niet geschikt voor eiseres zouden zijn. Wanneer rekening wordt gehouden met de aangegeven beperkingen in de FML, is er geen reden om aan te nemen dat eiseres schade toe zal brengen aan haar gezondheid bij het uitvoeren van de geduide functies. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres.
6. Uit het voorgaande volgt dan ook dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht en op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 9 mei 2020 heeft beëindigd.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in samenwerking met mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.