ECLI:NL:RBDHA:2022:1385
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder). Eiseres had een Ziektewet-uitkering die per 9 mei 2020 door verweerder werd beëindigd, omdat zij volgens verweerder in staat was om meer dan 65% van haar laatstverdiende loon te verdienen. Eiseres was van mening dat haar medische beperkingen niet goed waren ingeschat en dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met haar klachten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 januari 2022, waarbij eiseres en haar echtgenoot aanwezig waren, en verweerder vertegenwoordigd werd door een medewerkster.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de beperkingen van eiseres voldoende in kaart heeft gebracht op basis van medische rapporten van verzekeringsartsen. Eiseres had zich op 22 januari 2019 ziek gemeld vanwege pijnklachten aan haar linkervoet en ontving vanaf 26 februari 2019 een ZW-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. Eiseres had aangevoerd dat haar klachten niet serieus waren genomen en dat er onvoldoende aandacht was besteed aan haar medische situatie, maar de rechtbank volgde deze stelling niet.
De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 9 mei 2020 op goede gronden was en dat het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.