ECLI:NL:RBDHA:2022:13960
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en bestuurlijke dwangsom
In deze zaak heeft eiser op 6 april 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 9 september 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 20 mei 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Desondanks heeft eiser het beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De kern van het beroep betreft de vraag of eiser in beroep kan komen tegen de vaststelling van verweerder dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit de toepassing van de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb uit voor besluiten op asielaanvragen. Eiser stelt dat deze wet in strijd is met het Unierecht, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem.
De rechtbank overweegt dat het uitsluiten van de bestuurlijke dwangsomregeling niet mag leiden tot ongunstigere procedurevoorschriften voor asielaanvragen dan die voor soortgelijke situaties onder nationaal recht. Ook moet de uitoefening van het recht op internationale bescherming niet onmogelijk of uiterst moeilijk worden gemaakt. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die oordeelde dat de Tijdelijke wet niet in strijd is met het doeltreffendheidsbeginsel, omdat er mogelijkheden zijn om bij de rechter te klagen over schendingen van beslistermijnen.
De rechtbank concludeert dat, omdat de Tijdelijke wet de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, eiser met het beroep niet kan bereiken wat hij wil, waardoor het procesbelang ontbreekt. Het beroep wordt daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft echter terecht beroep ingesteld wegens het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag, en de rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.