ECLI:NL:RBDHA:2022:14052

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
NL22.25478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de voortduren van een maatregel van bewaring. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen de maatregel die op 18 september 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser verzocht tevens om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 20 december 2022 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden. De toetsing van de voortduren van de maatregel is door verweerder op meerdere momenten uitgevoerd, waarbij eiser is bevraagd over zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank concludeert dat deze toetsing voldoende volledig is geweest en dat er geen nieuwe gronden zijn aangevoerd die de voortduren van de maatregel onrechtmatig zouden maken. Eiser's stelling dat er geen zelfstandige toets heeft plaatsgevonden, wordt als onvoldoende beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25478

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Timmer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 18 september 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 20 december 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 6 oktober 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:10441) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser voert aan dat uit de voortgangsrapportage volgt dat bij de toetsingen, die met redelijke tussenpozen plaats moeten vinden, niet zelfstandig is beoordeeld of nog steeds aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel van bewaring is voldaan. Deze gebrekkige toetsing maakt de bewaring onrechtmatig.
4. Niet in geschil is dat verweerder op meerdere momenten heeft getoetst of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Uit de vertrekgesprekken en het voorgangsrapport volgt dat verweerder bij deze toetsing aan eiser uitvoerig heeft gevraagd naar zijn persoonlijke omstandigheden en vervolgens heeft beoordeeld of deze omstandigheden aanleiding geven de maatregel op te heffen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze toetsing daarmee voldoende volledig, nu de gronden voor de bewaring eerder rechtmatig zijn bevonden en sindsdien niet zijn gewijzigd. Eiser heeft in beroep voor het overige geen gronden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat de bewaring niet langer zou mogen voortduren of onredelijk bezwarend is. De enkele stelling dat er geen zelfstandige toets heeft plaatsgevonden is dan ook onvoldoende om te concluderen dat de maatregel onrechtmatig is. Ook ambtshalve [1] is de rechtbank niet gebleken dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 (C., B. en X. tegen Nederland).