3.4.1.Zaak A
Inleiding
Aan de verdachte is onder 1 ten laste gelegd – kort samengevat – dat hij op 1 juni 2022 de aangeefster, [slachtoffer] , heeft verkracht. Dit zou zijn gebeurd in de woning van de verdachte, waar aangeefster de verdachte zou hebben moeten pijpen en daarna door hem zou zijn mishandeld. De verdachte heeft dit ontkend. Zijn verklaring komt er – kort samengevat – op neer dat de hij en de aangeefster in zijn woning waren, dat zij ruzie kregen en dat hij geweld tegen haar heeft gebruikt, waarna de aangeefster naar buiten is gegaan.
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte betekent dit dat het vermeende slachtoffer doorgaans de enige is die over de seksuele handelingen kan verklaren. Dat is ook in deze zaak het geval.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, is de enkele verklaring van één getuige onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Verklaringen aangeefster
Op 2 juni 2022 heeft politie een informatief gesprek zeden gevoerd met aangeefster. Zij was op dat moment nog niet in staat om aangifte te doen. Op 3 en 9 juni 2022 heeft aangeefster bij de politie aangifte tegen de verdachte gedaan. Aangeefster is op 5 december 2022 gehoord bij de rechter-commissaris. Samengevat heeft aangeefster verklaard dat zij met samen met een man naar de woning van ene ‘ [naam 1] ’ is gegaan. In die woning gebruikte aangeefster crack en lachgas. De man met wie aangeefster naar de woning van [naam 1] was gegaan wilde op een gegeven moment “meer”. Vervolgens is hij boos weggegaan omdat aangeefster dat niet wilde en heeft haar daar achtergelaten. Even later ontving aangeefster een appje van ene ‘ [verdachte] ’. Aangeefster dacht dat het [verdachte] uit Rotterdam was, maar toen hij haar kwam halen bleek het iemand te zijn die zij niet kende, te weten de verdachte. Aangeefster is met de verdachte in de auto naar zijn woning gegaan waar zij lachgas hebben gebruikt. [verdachte] had ook andere drugs die aangeefster via een pijpje heeft gerookt, mogelijk was dat crack maar aangeefster zet daar op momenten vraagtekens bij. Ze had ook een klein beetje crack van zichzelf. In het informatieve gesprek heeft aangeefster verteld dat [verdachte] op een gegeven moment aan haar begon te zitten, dat zij dit niet fijn vond en dat het niet goed voelde. Op dat moment heeft zij haar vriendin [naam 2] geappt, maar er was toen al sprake van een situatie waarin [verdachte] haar niet wilde laten gaan. [verdachte] dwong haar om hem te pijpen. Hij heeft zijn lul in haar mond gestopt en hij begon haar te slaan. Ze herinnert zich nog dat [verdachte] haar naar buiten heeft gesleurd en dat ze met vuisten is geslagen. De buurman heeft de politie gebeld.
In haar aangifte van 3 juni 2022 heeft aangeefster verklaard [verdachte] haar bij haar benen en borsten heeft aangeraakt. Toen moest ze hem pijpen. Het lukte haar om haar telefoon te pakken en 112 te bellen. Volgens aangeefster moet [verdachte] dit gehoord hebben, want toen ging hij helemaal los. Hij begon haar met vuisten te slaan en door de woning te sleuren. Hij sloeg haar hoofd op de grond. Hij heeft haar buiten het hoekje om gesleurd. De buurman kwam toen en ze is de woning van de buurman in gegaan.
Op 9 juni 2022 is aangeefster nogmaals gehoord door de politie. In dit verhoor weet aangeefster niet te verklaren hoe de aanraking van haar borsten is geweest. Ze moest [verdachte] pijpen en ze weet niet hoe het gestopt is. Op dat moment probeerde zij de politie te bellen en dat is ook gelukt. Toen zijn de mishandelingen begonnen. [verdachte] heeft haar al in zijn huis tot aan buiten vol op haar hoofd geslagen en haar hoofd op de grond geslagen. Op het moment dat hij haar aan haar haren naar buiten sleurde is ze heel hard gaan schreeuwen. Toen kwam de buurman naar buiten en is [verdachte] weggegaan. Nadat zij de politie had gebeld is ze voor het eerst geslagen.
In een verhoor bij de rechter-commissaris op 5 december 2022 heeft aangeefster verklaard dat [verdachte] haar hoofd vast pakte en haar dwong hem te pijpen. Daarna pakte hij haar bij haar hoofd en begon haar hoofd te slaan tegen de grond. Ook buiten is zij met haar hoofd tegen de grond geslagen. Het moment dat ze 112 belde was het moment dat aangeefster voelde dat er iets niet klopte. Haar vriendin [naam 2] heeft ze pas later verteld wat er gebeurd is.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
De raadsman heeft bepleit dat de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven. De rechtbank overweegt als volgt. Enerzijds is de kern van de verklaringen van aangeefster steeds hetzelfde gebleven: zij was in de woning van de verdachte, zij moest hem pijpen en hij gebruikte geweld tegen haar. Anderzijds zijn er tussen deze verklaringen tegenstrijdigheden. Die tegenstrijdigheden raken aan de kern van haar verklaring, namelijk de seksuele handelingen en het geweld. Aangeefster heeft immers wisselend verklaard of de verdachte haar wel of niet bij haar borsten en benen heeft aangeraakt en ook welke geweldshandelingen hebben plaatsgevonden. Daarbij komt dat aangeefster heeft verklaard vóór de ontmoeting met de verdachte en ook in zijn woning drugs te hebben gebruikt, naar eigen zeggen in ieder geval crack en lachgas. De rechtbank acht mogelijk dat de herinneringen van aangeefster over hetgeen is gebeurd die avond door dit drugsgebruik zijn vervaagd en/of gekleurd.
Dit geeft de rechtbank evenwel geen aanleiding om de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar terzijde te schuiven. Wel ziet de rechtbank daarin aanleiding om behoedzaam om te gaan met de verklaringen van aangeefster. Dat betekent dat extra gewicht toekomt aan de vraag in hoeverre de verklaringen van aangeefster worden ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Gesprekken 112
Aangeefster heeft verklaard dat zij de verdachte eerst moest pijpen, toen haar telefoon te pakken heeft gekregen en 112 heeft kunnen bellen. Naar aanleiding van het 112-gesprek zou de verdachte helemaal los zijn gegaan en is de mishandeling begonnen. Uit onderzoek is gebleken dat aangeefster inderdaad op 1 juni 2022 om 22:12 uur het alarmnummer 112 heeft gebeld en dat dit telefoongesprek is ingekomen bij de landelijke eenheid van de politie Driebergen. Het gesprek heeft twee seconden geduurd en op de opname van het gesprek is te horen dat de centralist zei “alarmcentrale 112” en op de achtergrond een vrouwenstem gilde. Daarna werd de verbinding verbroken. Blijkens de verklaring van [getuige 1] , die naast de verdachte woont, hoorde hij uit de woning naast hem schreeuwen en slaan. Hij hoorde hard gebonk, dat er geslagen werd en hij hoorde een vrouw gillen. Naar aanleiding van deze geluiden heeft hij om 22:12 uur de politie gebeld.
De [getuige 1] en aangeefster bellen dus kennelijk op hetzelfde tijdstip naar de politie en 112. Dat er op dat moment iets is voorgevallen tussen de aangeefster en de verdachte, lijkt daarmee wel vast te staan. Dit is – volgens de verklaring van aangeefster – echter gebeurd na de beweerde seksuele handelingen. Uit de 112-gesprekken valt niet op te maken wat er daarvoor is gebeurd. De rechtbank ziet dan ook in het bellen van 112 geen steunbewijs voor de verklaringen van aangeefster over de seksuele handelingen.
Processen-verbaal politie ter plaatse
De politie neemt na aankomst in de woning van [getuige 1] , waar aangeefster naar binnen is gevlucht, hevige emotie waar bij aangeefster. De politie ziet haar huilen. Waarnemingen van emoties kunnen binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend zijn om (in combinatie met andere omstandigheden) als steunbewijs te worden aangemerkt. Echter, in deze zaak is het zeer goed mogelijk dat deze heftige emoties teweeg zijn gebracht door het geweld dat de verdachte na de beweerde verkrachting tegen aangeefster zou hebben toegepast. De waargenomen emoties kunnen daarom niet als voldoende zelfstandig en onderscheidend worden aangemerkt en zijn in zoverre dan ook geen steunbewijs.
Medische informatie
Uit de medische informatie blijkt dat er sprake was van letsel aan het gelaat van aangeefster waaronder twee gebroken jukbeenderen en een vermoedelijke breuk aan de oogkas. Het geconstateerde letsel biedt echter geen steun aan de vermeende verkrachting, nu de verdachte volgens aangeefster eerst geweld tegen haar zou hebben gebruikt na de seksuele handelingen.
Verklaring [getuige 1]
, buurman van de verdachte, hoorde luid gepraat en ruzie uit de woning van verdachte. Daarnaast hoorde hij geschreeuw, slaan en hard gebonk. Hij hoorde iets heel hard vallen. Hij heeft verklaard dat hij “echt een mishandeling” hoorde. Aangeefster heeft hem, nadat zij de woning van de verdachte was ontvlucht, verteld dat zij was mishandeld. De getuige nam een verminking in haar gezicht waar. De getuige heeft niets gehoord over seksuele handelingen. Hij heeft één keer gehoord dat werd gezegd “raak me niet aan”, maar volgens de getuige was dat “meer tijdens de ruzie om de klappen te doen stoppen”. Hetgeen de [getuige 1] heeft gehoord en gezien heeft daarmee dus betrekking op de beweerde geweldshandelingen, maar kan geen steun bieden aan de verklaringen van de aangeefster over de seksuele handelingen.
Verklaring [getuige 2]
Uit de verklaring van [getuige 2] , een vriendin van aangeefster, blijkt dat aangeefster die avond meerdere keren aan haar heeft gevraagd om haar op te halen en dat aangeefster ook haar live locatie naar [getuige 2] heeft gestuurd. Aangeefster heeft [getuige 2] op 1 juni 2022 meerdere keren kort gebeld en steeds opgehangen. In het laatste gesprek dat zij hadden zei aangeefster weer: “kom”, en toen was het even stil. De getuige hoorde aangeefster tekeer gaan. Ze hoorde aangeefster zeggen: “wat doe je”. Vervolgens hoorde ze iemand zeggen “dat hij deze plek voor haar had geregeld”. Deze persoon leek boos te zijn op aangeefster. Het gesprek werd toen gedempt en toen kon de getuige niets meer horen. Volgens de getuige leek het alsof de andere persoon de telefoon van aangeefster afpakte. Desgevraagd door de politie heeft de getuige verklaard dat aangeefster haar naderhand heeft verteld dat de verdachte haar heeft gedwongen tot orale seks.
Wat [getuige 2] heeft gehoord duidt op een ruzie tussen aangeefster en verdachte. Hetgeen zij heeft gehoord past echter evenzeer in de verklaring van de verdachte, dat hij aangeefster te kennen gaf dat zij zijn woning moest verlaten en dat er ruzie tussen hen ontstond. Van de vermeende seksuele handelingen heeft de getuige niets gehoord. Voor zover de getuige heeft verklaard dat aangeefster haar heeft verteld dat ze de verdachte heeft moeten pijpen, geldt dat deze getuige dit niet uit eigen waarneming kan verklaren maar dat zij dit van aangeefster heeft gehoord. De verklaring van de getuige komt in zoverre dus uit dezelfde bron als de aangifte en kan – voor dat onderdeel – niet dienen als steunbewijs.
Doorzoeking woning verdachte
De verdachte is op 1 juni 2022 aangehouden. Op 3 juni 2022 heeft de politie zijn woning doorzocht. Bij deze doorzoeking zijn onder meer een lachgastank, plastic ballonnen, wiet, een half opgerookte joint en een basepijp aangetroffen. Aangeefster heeft verklaard dat zij via ballonnen lachgas heeft gebruikt, drugs had gerookt en dat de verdachte een joint had gerookt en ook lachgas had gebruikt. Het aantreffen van deze voorwerpen staat echter in een te ver verwijderd verband tot de vermeende seksuele handelingen om daarvoor als steunbewijs te dienen.
Forensisch onderzoek
Op de rechter gelaatshelft van aangeefster zijn microscopisch spermacellen waargenomen. De hoeveelheid (aanwijzingen voor y-chromosomaal) DNA hierin was onvoldoende om tot een profiel te komen. In hetzelfde monster werd ook bloed aangetroffen. Diep vaginaal en op de schaamlippen werden aanwijzingen voor spermavloeistof gezien. Naar deze sporen bleek geen nader DNA onderzoek mogelijk te zijn. Op de linker gelaatshelft van aangeefster is een relatief kleine hoeveelheid DNA van de verdachte aangetroffen. Op de huid van de stam van de penis van de verdachte is een relatief kleine hoeveelheid DNA aangetroffen van aangeefster. Hiernaar is aanvullend RNA-celtyperend onderzoek gedaan waaruit blijkt dat er een aanwijzing is voor de aanwezigheid van speeksel. Niet kon worden vastgesteld of het vermoedelijke speeksel afkomstig was van de verdachte of van aangeefster.
Hoewel het aantreffen van sperma op de wang van aangeefster zou kunnen passen bij haar verklaring dat zij de verdachte moest pijpen, staat daar tegenover dat niet is vastgesteld van wie dit sperma afkomstig is. Niet zonder meer onaannemelijk is dat dit sperma afkomstig is van een ander seksueel contact dan met de verdachte. Dat op de linker gelaathelft van aangeefster DNA van de verdachte is aangetroffen, leidt niet automatisch tot de conclusie dat dit is overgebracht tijdens het vermeende pijpen van de verdachte. De verdachte en aangeefster hebben immers een groot deel van de avond samen doorgebracht en dit DNA kan op verschillende manieren op haar wang terecht zijn gekomen, bijvoorbeeld tijdens de geweldshandelingen waarover aangeefster heeft verklaard. Daarbij is van belang dat niet is vastgesteld om welk type celmateriaal hier gaat. Het aantreffen van DNA van aangeefster (mogelijk afkomstig van haar speeksel) op de penis van verdachte lijkt te passen bij haar verklaring over het pijpen. De verdachte heeft echter een alternatieve verklaring gegeven voor hoe het DNA van aangeefster daar terecht zou zijn gekomen. Deze komt erop neer dat hij met aangeefster lachgas heeft gebruikt, dat zij daarvoor steeds dezelfde ballonnetjes hergebruikten, dat hij de ballonnetjes vulde met gas uit een tank, dat hij daarbij de ballonnetjes vastpakte bij het deel dat bij het inhaleren in contact komt met de lippen, dat hij zo speeksel van aangeefster op zijn vingers heeft gekregen en dat hij daarna is gaan plassen waarbij hij zijn penis heeft vastgepakt. In aanmerking genomen dat alleen op de penisstam een relatief kleine hoeveelheid DNA van aangeefster is aangetroffen, kan deze de verklaring van de verdachte niet zonder meer als onaannemelijk terzijde worden geschoven. De resultaten van het forensisch onderzoek kunnen derhalve evenmin dienen als steunbewijs voor de verklaringen van aangeefster over de vermeende seksuele handelingen.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank worden de verklaringen van aangeefster ten aanzien van de seksuele handelingen onvoldoende ondersteund door het andere bewijsmateriaal, ook niet als dat in onderling verband en samenhang wordt bezien. Dat betekent dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Geweldshandelingen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte aangeefster in zijn woning in haar gezicht en tegen haar lichaam heeft geslagen en dat hij haar hoofd tegen de grond heeft geslagen. Dat dit slaan met kracht is gebeurd, kan worden afgeleid uit de harde geluiden die de buurman heeft gehoord en uit het letsel van aangeefster.
Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster verklaard dat de verdachte haar gezicht meermalen op de stoep heeft geduwd of geslagen. Deze verklaring vindt geen steun in het dossier. [getuige 1] heeft verklaard dat hij aangeefster uit het huis van de verdachte zag rennen, dat zij langs zijn huis rende en dat hij vervolgens de deur van de woning van de verdachte dicht hoorde gaan. De verdachte zag hij op dat moment niet. Hij hoorde alleen de voordeur dichtgaan. Vervolgens zag hij de tas van aangeefster voor zijn deur liggen. Toen hij naar binnen wilde gaan, kwam de aangeefster terugrennen en rende zij de woning van [getuige 1] in. Evenmin vindt het duwen van het hoofd op de stoep steun in de medische gegevens. Bij het duwen van het hoofd tegen de stoeptegels kan men schaafwonden verwachten. Hoewel aangeefster fors letsel heeft bekomen, sluit haar letsel niet aan bij haar verklaring dat haar hoofd op de stoeptegels is geduwd.
Zware mishandeling?
Het letsel van de aangeefster bestond – zo blijkt uit het rapport van de forensisch arts – uit zwellingen rondom het rechter oog, zwellingen over beide jukbeenderen en breuken aan beide jukbeenderen. De forensisch arts beschrijft dat op basis van een ongecompliceerd beloop de genezingsduur circa zes weken zal bedragen. Blijkens de verklaring van aangeefster zijn geen medische ingrepen nodig geweest en zullen de breuken van de jukbeenderen uit zichzelf genezen. Niet is gebleken dat aangeefster niet (volledig) hersteld is van het letsel dat zij heeft opgelopen. Wel resteert volgens haar eigen verklaring dat zij soms een “deuk” ziet in haar wangen als zij lacht. Nadere informatie hierover (bijvoorbeeld in de zin van een foto) ontbreekt, zodat de rechtbank niet kan vaststellen in welke mate sprake is van een ontsierend litteken. Al met al acht de rechtbank het letsel onvoldoende om als zwaar lichamelijk letsel te kunnen aanmerken.
Poging tot zware mishandeling?
Algemeen bekend is dat het hoofd een kwetsbare plek van het lichaam is. De ervaring leert dat één harde klap of trap al tot ernstig letsel kan leiden. Doordat de verdachte meermalen in het gezicht van aangeefster heeft geslagen en haar hoofd tegen de grond (een harde ondergrond) heeft geslagen, bestond de aanmerkelijke kans dat aangeefster hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het gaat hier om gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat de verdachte daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard. Aldus is sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht de onder 2 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.