Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiseres
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 14 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 9 juni 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Eiseres heeft desondanks het beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank constateert dat met de inwilliging van de asielaanvraag het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet meer ontvankelijk is, omdat eiseres geen procesbelang meer heeft.
Daarnaast heeft de rechtbank de vraag behandeld of eiseres in beroep kan komen tegen de vaststelling dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit de toepassing van de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb uit voor besluiten op asielaanvragen. Eiseres stelt dat deze wet in strijd is met het Unierecht. De rechtbank overweegt dat het buiten toepassing stellen van de bestuurlijke dwangsomregeling niet mag resulteren in ongunstiger procedurevoorschriften voor asielaanvragen dan voor soortgelijke situaties naar nationaal recht.
De rechtbank concludeert dat artikel 1 van de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, waardoor eiseres met het beroep niet kan bereiken wat zij wil. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.