[eiser sub 1 c.s.] vorderen – zakelijk weergegeven:
ten aanzien van [B.V. II] :
I. [B.V. II] op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan [eiser sub 1 c.s.] toegang te verlenen en te blijven verlenen tot de woningen die (middels erfpacht) aan hen toebehoren,
II. [B.V. II] op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen 24 uur na betekening dit vonnis de sleutels van de woningen aan [eiser sub 1 c.s.] af te geven;
III. [B.V. II] op straffe van een dwangsom te verplichten haar medewerking te verlenen aan het door of namens [eiser sub 1 c.s.] (middels expertiseonderzoek) laten opnemen van de stand van het door [B.V. II] uitgevoerde werk en het laten beoordelen van de kwaliteit van het door [B.V. II] uitgevoerde werk;
ten aanzien van [B.V. I] :
IV. [B.V. I] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening dit vonnis de feitelijke toestand van de uitoefening van het retentierecht te staken en gestaakt te houden, onder meer door het verwijderen van de A4-tjes op de woningen en (indien van toepassing) het uitschrijven van het vermeende retentierecht uit het Kadaster en (indien van toepassing) de sleutels van de sloten die [B.V. I] in de woningen heeft geplaatst af te geven, en indien [B.V. I] geen tijdige en correcte uitvoering geeft aan dit vonnis, [eiser sub 1 c.s.] te machtigen zelf het in het Kadaster ingeschreven retentierecht op kosten van [B.V. I] te laten uitschrijven, waarbij dit vonnis heeft te gelden als een opdracht van [B.V. I] ex art. 3:300 BW, alsmede om de sloten van hun respectievelijke woningen te vervangen en op die manier zelf de macht over de woningen te verkrijgen, met de veroordeling van [B.V. I] op straffe van een dwangsom hiertegen niets te doen;
V. [B.V. I] op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de feitelijke toestand van de uitoefening van het retentierecht te staken en gestaakt te houden, onder meer door het verwijderen van de A4-tjes op de woningen en de sleutels van de sloten die [B.V. I] in de woningen heeft geplaatst af te geven;
ten aanzien van beide gedaagden:
VI. [B.V. II] en [B.V. I] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 925,= en tot betaling van de kosten van deze procedure.