ECLI:NL:RBDHA:2022:14336
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voldoening belasting personenauto's (Bpm) en prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie tussen eiseres, een B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van belasting van personenauto's (Bpm) die zij had gedaan voor de registratie van een Ferrari. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de eis van voorafgaande betaling van Bpm niet in strijd is met het Unierecht. Eiseres had aangevoerd dat de rechtbank niet bevoegd was om het Unierecht uit te leggen en dat zij prejudiciële vragen moest stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank verwierp deze stelling en stelde dat zij niet verplicht was om dergelijke vragen te stellen.
De rechtbank overwoog verder dat de stelling van eiseres dat het in strijd is met het Unierecht om vooraf Bpm te betalen, niet houdbaar was. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad en het Hof van Justitie om haar standpunt te onderbouwen. Eiseres had ook een beroep gedaan op extra leeftijdskorting, maar trok deze stelling ter zitting in. De rechtbank concludeerde dat er geen inhoudelijke gronden waren aangevoerd tegen het bedrag aan Bpm dat door eiseres was voldaan.
Daarnaast werd er door eiseres geklaagd over de hoogte van het griffierecht en de drempel die dit zou vormen voor toegang tot de rechter. De rechtbank oordeelde dat deze klachten niet gegrond waren, aangezien eiseres geen beroep op betalingsonmacht had gedaan. De uitspraak werd gedaan door mr. G.J. Ebbeling, in aanwezigheid van griffier mr. T. Blauw, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.