5.1.De rechtbank overweegt dat uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat verweerder terecht aan eiser een terugkeerbesluit heeft opgelegd op grond van artikel 62, tweede lid, onder a, van de Vw 2000. Gezien het rechtmatige terugkeerbesluit op grond van artikel 62, tweede lid, onder a, van de Vw 2000 was verweerder daarom gehouden om op grond van artikel 66a van de Vw 2000 een inreisverbod uit te vaardigen. In het bestreden besluit heeft verweerder verder overwogen dat het feit dat eiser wil werken in Europa geen reden is op grond waarvan afgeweken zou moeten worden van het opleggen van een onmiddellijke vertrekplicht of van het opleggen van een inreisverbod voor de duur van twee jaar. Wanneer eiser wil terugkeren naar Nederland of een ander land binnen de Europese Unie, kan hij, wanneer hij voldoet aan de voorwaarden, opheffing vragen van het inreisverbod.
Over bestreden besluit 2: Maatregel van bewaring
6. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
7. Eiser is op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld in het belang van de openbare orde omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en dat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft aan de maatregel van bewaring dezelfde zware en lichte gronden ten grondslag gelegd als aan het terugkeerbesluit.
8. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.1. overwogen dat de zware grond 3g feitelijk juist is en dat deze zware grond en de lichte grond 4e terecht aan het terugkeerbesluit ten grondslag zijn gelegd. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder deze gronden ook aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft kunnen leggen.
9. Ten aanzien van de ambtshalve toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, de toepassing noch de tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de wet. Vastgesteld kan worden dat de termijnen van artikel 94, eerste, vierde en vijfde lid, van de Vw 2000 in acht zijn genomen.
10. De beroepen zijn ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.