ECLI:NL:RBDHA:2022:14431
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan contact met gemachtigde
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde L. Verhaegh, had op 1 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep geagendeerd op 7 juli 2022, maar beide partijen hebben aangegeven niet te zullen verschijnen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten. In de uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiser zijn gemachtigde niet op de hoogte heeft gehouden van zijn verblijfplaats en geen contact heeft onderhouden over de voortgang van de procedure. Eiser is op 2 juli 2022 met onbekende bestemming vertrokken, waardoor de rechtbank concludeert dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.
De rechtbank heeft verder overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. S. Sari, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.