ECLI:NL:RBDHA:2022:14591

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
NL22.22967
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Georgische eiser wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Georgische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1990, heeft op 30 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend, nadat hij op 8 mei 2022 Nederland was ingereisd. Hij stelde dat hij bedreigd werd door Tsjetsjeense strijders vanwege zijn uitlatingen over de Russische bezetting in Georgië en de Russische inval in Oekraïne. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat hij de bedreigingen niet geloofwaardig achtte en Georgië als veilig land van herkomst beschouwde.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat de eiser niet in een acute noodsituatie verkeerde en dat zijn verklaringen over de bedreigingen niet consistent en onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de eiser niet heeft aangetoond dat Georgië niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Lopar, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.22967

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Saglik).

ProcesverloopIn het besluit van 5 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft eiser ook geen reguliere vergunning of uitstel van vertrek verleend. Daarnaast heeft hij tegen eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft ook de voorzieningenrechter verzocht om verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening [1] zijn samen op 29 november 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, zonder bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1990 en heeft de Georgische nationaliteit. Eiser heeft verklaard op ongeveer 8 mei 2022 Nederland te zijn ingereisd. Eiser is op 18 juni 2022 op een festival in Den Haag aangehouden en op 26 augustus 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden wegens mishandeling. Op 30 augustus 2022 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
1.1
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij zich online tegen Tsjetsjeense strijders heeft uitgelaten over de Russische bezetting in Georgië en de Russische inval in Oekraïne. Hij stelt dat zij hem daarna met de dood hebben bedreigd en dat zij achter zijn adres zijn gekomen. Eiser vreesde voor zijn leven en is gevlucht naar Nederland.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft in eisers asielrelaas als relevante elementen aangemerkt:
1. identiteit; nationaliteit en herkomst; en
2. bedreiging door Tsjetsjeense strijders.
Verweerder acht het eerste element geloofwaardig maar het tweede element niet.
2.1
Verweerder acht met betrekking tot het tweede element van belang dat eiser niet in een acute noodsituatie leek te verkeren bij zijn asielaanvraag: eiser is immers op 8 mei 2022 Nederland ingereisd maar heeft pas 30 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend, nadat hij had gehoord dat hij Nederland moest verlaten. Daarnaast heeft eiser tijdens zijn strafrechtelijke procedure verklaard dat hij als toerist naar Nederland is gekomen en terug zou gaan naar Georgië.
2.2
Wat betreft de gestelde bedreigingen acht verweerder niet geloofwaardig dat eiser door één enkele opmerking onder een video van Tsjetsjeense strijders, die hij bovendien niet onder zijn eigen (volledige) naam heeft geplaatst, zodanig in de negatieve belangstelling kwam te staan van deze strijders, dat ze zo veel moeite zouden doen zijn ware identiteit, telefoonnummer en adres te achterhalen en hem ook echt met een groep fysiek zouden komen opzoeken. Het is bovendien vreemd dat eiser eerst stelt dat ze zijn woonadres hadden achterhaald, maar vervolgens stelt dat het gaat om het adres van zijn zus in [plaats 1] , omdat eiser geen huis heeft, terwijl op zijn facebookpagina te lezen is dat eiser in [plaats 2] woont. Verder vindt verweerder van belang dat eiser slechts één dreigtelefoontje zegt te hebben ontvangen, en alleen van horen zeggen heeft dat ze naar hem op zoek zouden zijn. Eiser is nooit iets overkomen en kan weinig details geven over de bedreigingen. Daarnaast heeft eiser op geen enkel moment de bescherming van de autoriteiten ingeroepen en hier geen goede reden voor kunnen geven.
2.3
Over het eerste element heeft verweerder gesteld dat, ondanks eisers verklaring dat hij uit [plaats 3] komt, Georgië voor hem als veilig land van herkomst geldt nu eiser daar geboren is en zijn hoofdverblijf daar was. Van een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer is niet gebleken.
2.4
Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, e en h van de Vreemdelingenwet 2000.
Bespreking van de gronden
Geloofwaardigheid asielrelaas
3. Eiser stelt dat niet is gebleken, of onvoldoende is onderbouwd, dat hij verklaringen heeft afgelegd die innerlijk tegenstrijdig zijn dan wel in strijd zijn met de algehele en ook de veiligheids- en mensenrechtensituatie in Georgië. Die situatie is volgens eiser tevens aan wijziging onderhevig en daarom kan verweerder zich niet verlaten op informatie die heeft geleid tot de vaststelling dat Georgië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Eiser stelt voorts dat hij na de bedreigingen genoodzaakt was Georgië zo snel mogelijk te verlaten. Hij verbleef in zijn ‘vrije termijn’ van 90 dagen voorlopig veilig in Nederland. Pas toen hij werd veroordeeld kwam een terugkeer dichterbij en zag hij zich genoodzaakt asiel aan te vragen.
3.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij de bedreiging door Tsjetsjeense strijders en eisers gestelde gevaar bij terugkeer niet geloofwaardig acht. Eiser heeft niet nader uitgelegd waarom verweerder zijn verklaringen niet ongeloofwaardig had mogen achten, terwijl verweerder in het voornemen en in de zienswijze duidelijk heeft aangegeven op welke punten eisers verklaringen innerlijk tegenstrijdig zijn. Eiser heeft ook niet onderbouwd waarom Georgië voor hem niet als veilig land van herkomst kan gelden en de veiligheidssituatie in Georgië door de aanwezigheid van Russische troepen verslechterd zou zijn. Hij heeft evenmin onderbouwd dat zijn verklaringen passen in de algemene veiligheids- en mensenrechtensituatie in Georgië, dat het dorp waar hij vandaan komt niet onder effectieve controle staat van de Georgische autoriteiten en dat hij ook niet kan vertrouwen op die autoriteiten. Verweerder heeft bovendien ter zitting verklaard dat hij een landenspecialist heeft geraadpleegd en dat deze heeft meegedeeld dat eisers dorp [plaats 1] op enige afstand van de grens met [plaats 3] ligt en dat er geen berichten zijn dat het in een onrustig gebied ligt dat niet onder controle staat van de Georgische autoriteiten. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat Georgië voor hem niet kan gelden als een veilig land van herkomst en dat hij geen beroep op de Georgische autoriteiten kan doen bij terugkeer naar [plaats 1] .
3.2
Ook heeft verweerder kunnen aannemen dat eiser zich niet in een acute noodsituatie bevond waarvoor hij bescherming moest aanvragen. Verweerder heeft in aanmerking kunnen nemen dat eiser zelf in zijn strafproces heeft verklaard dat hij in Nederland op vakantie was, terug wil naar Georgië en daar ook werk heeft. Terecht heeft verweerder geconstateerd dat eiser niet onverwijld en zonder goede reden pas na bijna drie maanden en drie weken een asielaanvraag heeft ingediend. Dit terwijl hij naar eigen zeggen Georgië was ontvlucht omdat hij vreesde voor zijn leven. Ook dit doet afbreuk aan eisers geloofwaardigheid.
3.3
Eisers stelling dat de zienswijze ten onrechte niet tot een ander oordeel heeft geleid, slaagt niet omdat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd op de zienswijze is ingegaan en eiser niet heeft toegelicht waarom die motivering onjuist of onzorgvuldig is.
3.4
De rechtbank concludeert dat verweerder het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft kunnen achten. De beroepsgronden slagen niet.
Inreisverbod
4. Eiser stelt dat hij in appel is gegaan tegen zijn strafrechtelijke veroordeling en dat dit in december wordt behandeld. Het is van belang dat hij daarbij aanwezig kan zijn. Daarom moet verweerder afzien van zowel het terugkeerbesluit als het inreisverbod.
4.1
De rechtbank overweegt dat eiser noch zijn gemachtigde ter zitting is verschenen en dat niet duidelijk is geworden of eiser de appelzitting te zijner tijd daadwerkelijk wil bijwonen. Verder bestaat de mogelijkheid van een tijdelijke opheffing van het inreisverbod; de rechtbank verwijst naar de paragrafen A4/2.5.4 en A4/3.7 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Gelet op die mogelijkheid ziet de rechtbank nu geen reden om te oordelen dat verweerder het inreisverbod niet in redelijkheid heeft kunnen uitvaardigen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr.A. Lopar, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer: NL22.22968.