ECLI:NL:RBDHA:2022:14591
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Georgische eiser wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Georgische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1990, heeft op 30 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend, nadat hij op 8 mei 2022 Nederland was ingereisd. Hij stelde dat hij bedreigd werd door Tsjetsjeense strijders vanwege zijn uitlatingen over de Russische bezetting in Georgië en de Russische inval in Oekraïne. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat hij de bedreigingen niet geloofwaardig achtte en Georgië als veilig land van herkomst beschouwde.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat de eiser niet in een acute noodsituatie verkeerde en dat zijn verklaringen over de bedreigingen niet consistent en onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de eiser niet heeft aangetoond dat Georgië niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Lopar, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.