ECLI:NL:RBDHA:2022:14696
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis en de schending van de hoorplicht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 september 2022, betreft het een beroep van eiseres, een Syrische vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres heeft een aanvraag ingediend om bij haar echtgenoot, die in Nederland verblijft met een asielvergunning, te kunnen wonen. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat volgens verweerder er op het peilmoment geen feitelijke gezinsband zou bestaan tussen eiseres en haar echtgenoot. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaarschrift en tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er op het peilmoment weliswaar een juridische gezinsband bestond, maar dat de feitelijke gezinsband onvoldoende was aangetoond. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat er geen feitelijke gezinsband bestond en dat de hoorplicht is geschonden. De rechtbank concludeert dat eiseres en haar echtgenoot alsnog in de gelegenheid moeten worden gesteld om te worden gehoord. Het beroep is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en verweerder moet binnen zes weken een nieuw besluit nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.