ECLI:NL:RBDHA:2022:14756
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
BPM naheffingsaanslag en schadeverleden van een voertuig
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. S.M. Bothof, en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had een naheffingsaanslag voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) ontvangen, die hij betwistte. De naheffingsaanslag was gebaseerd op een taxatierapport dat de nieuwprijs van de auto vaststelde op € 65.172, maar de inspecteur had een hogere historische nieuwprijs van € 65.717 gehanteerd. De rechtbank moest beoordelen of de schadeverleden van de auto een waardevermindering rechtvaardigde en of de inspecteur de juiste nieuwprijs had gebruikt.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat het schadeverleden van de auto leidde tot een blijvende waardevermindering. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur de juiste nieuwprijs had gehanteerd en dat de naheffingsaanslag te hoog was vastgesteld. De rechtbank verminderde de naheffingsaanslag tot € 11.197 en paste de rentebeschikking dienovereenkomstig aan. Eiser had geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de berekening van de belastingrente, maar de rechtbank oordeelde dat deze ook moest worden verminderd in lijn met de naheffingsaanslag.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen konden binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.